< 雅歌 1 >
Het Hooglied, hetwelk van Salomo is.
Hij kusse mij met de kussen Zijns monds; want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn.
3 你的膏油馨香; 你的名如同倒出來的香膏, 所以眾童女都愛你。
Uw olien zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief.
4 願你吸引我,我們就快跑跟隨你。 王帶我進了內室, 我們必因你歡喜快樂。 我們要稱讚你的愛情, 勝似稱讚美酒。 他們愛你是理所當然的。
Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief.
5 耶路撒冷的眾女子啊, 我雖然黑,卻是秀美, 如同基達的帳棚, 好像所羅門的幔子。
Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo.
6 不要因日頭把我曬黑了就輕看我。 我同母的弟兄向我發怒, 他們使我看守葡萄園; 我自己的葡萄園卻沒有看守。
Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.
7 我心所愛的啊,求你告訴我, 你在何處牧羊? 晌午在何處使羊歇臥? 我何必在你同伴的羊群旁邊 好像蒙着臉的人呢?
Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?
8 你這女子中極美麗的, 你若不知道, 只管跟隨羊群的腳蹤去, 把你的山羊羔牧放在牧人帳棚的旁邊。
Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij de paarden aan de wagens van Farao.
10 你的兩腮因髮辮而秀美; 你的頸項因珠串而華麗。
Uw wangen zijn liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren.
Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren stipjes.
Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk.
Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht.
14 我以我的良人為一棵鳳仙花, 在隱‧基底葡萄園中。
Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi.
15 我的佳偶,你甚美麗!你甚美麗! 你的眼好像鴿子眼。
Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen.
16 我的良人哪,你甚美麗可愛! 我們以青草為床榻,
Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze bedstede.
De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cypressen.