< 詩篇 99 >
1 耶和華作王;萬民當戰抖! 他坐在二基路伯上,地當動搖。
Jahweh is Koning: de volkeren rillen; Hij troont op de Cherubs: de aarde beeft.
Jahweh is groot op de Sion, Hoog boven alle volkeren verheven;
Ze prijzen uw grote, ontzaglijke Naam: Hij is heilig en machtig!
4 王有能力,喜愛公平,堅立公正, 在雅各中施行公平和公義。
Gij zijt een Koning, die de gerechtigheid liefhebt, Gij handhaaft het recht; Recht en gerechtigheid hebt Gij in Jakob gegrond.
5 你們當尊崇耶和華-我們的上帝, 在他腳凳前下拜。 他本為聖!
Prijst dan Jahweh, onzen God, En werpt u neer voor zijn voetbank: Want heilig is Jahweh, onze God!
6 在他的祭司中有摩西和亞倫; 在求告他名的人中有撒母耳。 他們求告耶和華,他就應允他們。
Een Moses en Aäron waren onder zijn priesters, Een Samuël onder de belijders van zijn Naam: Ze riepen tot Jahweh, en Hij heeft ze verhoord,
7 他在雲柱中對他們說話; 他們遵守他的法度和他所賜給他們的律例。
En in een wolkkolom tot hen gesproken. Ze hadden zijn geboden volbracht, De wet, die Hij hun had gegeven:
8 耶和華-我們的上帝啊,你應允他們; 你是赦免他們的上帝, 卻按他們所行的報應他們。
Daarom hebt Gij, Jahweh, onze God, hen verhoord; Gij waart hun een God, die vergiffenis schonk, En hun daden niet strafte.
9 你們要尊崇耶和華-我們的上帝, 在他的聖山下拜, 因為耶和華-我們的上帝本為聖!
Prijst dan Jahweh, onzen God, En werpt u neer voor zijn heilige berg: Want heilig is Jahweh, onze God!