< 詩篇 73 >
Psalm van Asaf. Waarachtig; God is goed voor den rechtvaardige, Jahweh voor de reinen van hart!
Toch waren haast mijn voeten gestruikeld, Mijn schreden bijna uitgegleden!
Want ik was jaloers op de bozen, Omdat ik de voorspoed der zondaars zag;
Voor hen toch bestaat er geen lijden, Gezond en vol kracht is hun lijf.
Ze hebben geen zorgen als andere mensen, Worden niet als anderen geplaagd;
6 所以,驕傲如鏈子戴在他們的項上; 強暴像衣裳遮住他們的身體。
Daarom hangen ze hoogmoed om als een keten, Bedekt hen geweld als een mantel.
7 他們的眼睛因體胖而凸出; 他們所得的,過於心裏所想的。
De misdaad puilt uit hun vet, Hun hart loopt over van slechte gedachten;
8 他們譏笑人,憑惡意說欺壓人的話; 他們說話自高。
Ze honen en lasteren, En dreigen op hoge toon met geweld.
Ze zetten een mond op tegen de hemel, En hun tong gaat zich tegen de aarde te buiten.
Daarom lopen de dwazen achter hen aan, En slurpen begerig hun woorden op.
Ze zeggen: "Hoe zou God er iets van weten, De Allerhoogste er kennis van hebben?"
12 看哪,這就是惡人; 他們既是常享安逸,財寶便加增。
Zie, zo gaat het de zondaars: Ze zijn altijd gelukkig, en hopen zich rijkdommen op!
13 我實在徒然潔淨了我的心, 徒然洗手表明無辜。
Heb ik dan mijn hart vergeefs in reinheid bewaard, En mijn handen in onschuld gewassen:
De ganse dag word ik geplaagd, Iedere morgen opnieuw geslagen!
15 我若說,我要這樣講, 這就是以奸詐待你的眾子。
Dacht ik: Zo wil ik spreken! Dan brak ik de trouw van het geslacht uwer kinderen;
Maar als ik ging peinzen, om het te vatten, Dan bleef het een raadsel in mijn oog.
Totdat ik in Gods raadsbesluiten drong, En op hun einde ging letten:
18 你實在把他們安在滑地, 使他們掉在沉淪之中。
Ja, Gij hebt ze op een glibberige bodem gezet, Ze gestort in hun eigen verderf!
19 他們轉眼之間成了何等的荒涼! 他們被驚恐滅盡了。
Hoe zijn ze in een oogwenk vernietigd, Verdwenen, in verschrikkelijke rampen vergaan:
20 人睡醒了,怎樣看夢; 主啊,你醒了也必照樣輕看他們的影像。
Heer, als een droom, die bij het ontwaken vervliegt, Wiens beeld we bij het opstaan verachten!
Als dus mijn hart nog verbitterd zou zijn, En mijn nieren bleven geprikkeld,
Dan was ik een dwaas en een zot, Een stuk vee in uw oog.
Want ik blijf altijd bij U, Gij houdt mij bij de rechterhand;
24 你要以你的訓言引導我, 以後必接我到榮耀裏。
Gij leidt mij naar uw raadsbesluit, En herstelt mij in ere!
25 除你以外,在天上我有誰呢? 除你以外,在地上我也沒有所愛慕的。
Wat heb ik toch in de hemel; Ook op aarde verlang ik niets buiten U!
26 我的肉體和我的心腸衰殘; 但上帝是我心裏的力量, 又是我的福分,直到永遠。
Al bezwijken mijn vlees en mijn hart, God is voor eeuwig de Rots van mijn hart en mijn erfdeel.
27 遠離你的,必要死亡; 凡離棄你行邪淫的,你都滅絕了。
Maar die U verlaten, gaan zeker te gronde, Gij vernietigt wie van U afvalt;
28 但我親近上帝是與我有益; 我以主耶和華為我的避難所, 好叫我述說你一切的作為。
Doch mij is het goed, in Gods nabijheid te blijven, En mijn vertrouwen te stellen op Jahweh, mijn Heer!