< 詩篇 121 >
1 上行之詩。 我要向山舉目; 我的幫助從何而來?
Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal.
Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.
Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen.
De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand.
De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
7 耶和華要保護你,免受一切的災害; 他要保護你的性命。
De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.
De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.