< 箴言 9 >
De wijsheid heeft zich een huis gebouwd, Haar zeven zuilen opgericht,
Haar vee geslacht, haar wijn gemengd, Haar dis ook bereid.
Nu laat ze haar dienstmaagden noden Op de hoogste punten der stad:
4 說:誰是愚蒙人,可以轉到這裏來! 又對那無知的人說:
Wie onervaren is, kome hierheen, Wie onverstandig is, tot hem wil ik spreken.
Komt, eet van mijn spijzen, En drinkt van de wijn die ik mengde;
6 你們愚蒙人,要捨棄愚蒙, 就得存活,並要走光明的道。
Laat de onnozelheid varen, opdat gij moogt leven, Betreedt de rechte weg van het verstand!
7 指斥褻慢人的,必受辱罵; 責備惡人的,必被玷污。
Wie een spotter vermaant, berokkent zich schande, En wie een booswicht bestraft, op hem komt een smet.
8 不要責備褻慢人,恐怕他恨你; 要責備智慧人,他必愛你。
Ge moet geen spotter bestraffen, hij zal u erom haten, Bestraf een wijze, hij zal er u dankbaar voor zijn.
9 教導智慧人,他就越發有智慧; 指示義人,他就增長學問。
Deel mee aan een wijze: hij wordt nog wijzer, Onderricht een rechtvaardige: hij zal zijn inzicht verdiepen.
10 敬畏耶和華是智慧的開端; 認識至聖者便是聰明。
Ontzag voor Jahweh is de grondslag der wijsheid, Den Heilige kennen is inzicht.
Want door Jahweh worden uw dagen vermeerderd. Worden jaren van leven u toegevoegd.
12 你若有智慧,是與自己有益; 你若褻慢,就必獨自擔當。
Zijt ge wijs, ge zijt wijs tot uw eigen voordeel; Zijt ge eigenwijs, gij alleen moet ervoor boeten!
De dwaasheid is een wispelturige vrouw, Een verleidster, die geen schaamte kent.
14 她坐在自己的家門口, 坐在城中高處的座位上,
Ze zit aan de deur van haar huis, In een zetel op de hoogten der stad;
Zij nodigt de voorbijgangers uit, Hen die recht huns weegs willen gaan:
16 說:誰是愚蒙人,可以轉到這裏來! 又對那無知的人說:
Wie onervaren is, kome hierheen, Wie onverstandig is, tot hem wil ik spreken!
Gestolen water is zoet, Heimelijk gegeten brood smaakt lekker!
18 人卻不知有陰魂在她那裏; 她的客在陰間的深處。 (Sheol )
Maar men vermoedt niet, dat de schimmen daar wonen, Dat haar gasten diep in het dodenrijk komen! (Sheol )