< 箴言 24 >
Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.
Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite.
Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd;
En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed.
Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt de kracht vast.
Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.
7 智慧極高,非愚昧人所能及, 所以在城門內不敢開口。
Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.
Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.
De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.
Vertoont gij u slap ten dage der benauwdheid, uw kracht is nauw.
11 人被拉到死地,你要解救; 人將被殺,你須攔阻。
Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.
12 你若說:這事我未曾知道, 那衡量人心的豈不明白嗎? 保守你命的豈不知道嗎? 他豈不按各人所行的報應各人嗎?
Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.
13 我兒,你要吃蜜,因為是好的; 吃蜂房下滴的蜜便覺甘甜。
Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
14 你心得了智慧,也必覺得如此。 你若找着,至終必有善報; 你的指望也不致斷絕。
Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
15 你這惡人,不要埋伏攻擊義人的家; 不要毀壞他安居之所。
Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.
16 因為,義人雖七次跌倒,仍必興起; 惡人卻被禍患傾倒。
Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.
17 你仇敵跌倒,你不要歡喜; 他傾倒,你心不要快樂;
Verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;
18 恐怕耶和華看見就不喜悅, 將怒氣從仇敵身上轉過來。
Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.
Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.
Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
21 我兒,你要敬畏耶和華與君王, 不要與反覆無常的人結交,
Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;
22 因為他們的災難必忽然而起。 耶和華與君王所施行的毀滅, 誰能知道呢?
Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?
23 以下也是智慧人的箴言: 審判時看人情面是不好的。
Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.
24 對惡人說「你是義人」的, 這人萬民必咒詛,列邦必憎惡。
Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn.
25 責備惡人的,必得喜悅; 美好的福也必臨到他。
Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hen komen.
Men zal de lippen kussen desgenen, die rechte woorden antwoordt.
27 你要在外頭預備工料, 在田間辦理整齊, 然後建造房屋。
Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.
28 不可無故作見證陷害鄰舍, 也不可用嘴欺騙人。
Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip?
29 不可說:人怎樣待我,我也怎樣待他; 我必照他所行的報復他。
Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk.
Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
31 荊棘長滿了地皮, 刺草遮蓋了田面, 石牆也坍塌了。
En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.
Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan;
Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende;
34 你的貧窮就必如強盜速來, 你的缺乏彷彿拿兵器的人來到。
Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.