< 箴言 22 >
De naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud.
Rijken en armen ontmoeten elkander; de HEERE heeft hen allen gemaakt.
Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
4 敬畏耶和華心存謙卑, 就得富有、尊榮、生命為賞賜。
Het loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven.
5 乖僻人的路上有荊棘和網羅; 保守自己生命的,必要遠離。
Doornen en strikken, zijn in den weg des verkeerden; die zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken.
6 教養孩童,使他走當行的道, 就是到老他也不偏離。
Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken.
De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht.
Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen.
Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven.
10 趕出褻慢人,爭端就消除; 紛爭和羞辱也必止息。
Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden.
11 喜愛清心的人因他嘴上的恩言, 王必與他為友。
Die de reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens vriend is de koning.
12 耶和華的眼目眷顧聰明人, 卻傾敗奸詐人的言語。
De ogen des HEEREN bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen zal Hij omkeren.
De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden!
14 淫婦的口為深坑; 耶和華所憎惡的,必陷在其中。
De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.
15 愚蒙迷住孩童的心, 用管教的杖可以遠遠趕除。
De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.
16 欺壓貧窮為要利己的, 並送禮與富戶的,都必缺乏。
Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.
17 你須側耳聽受智慧人的言語, 留心領會我的知識。
Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.
19 我今日以此特特指教你, 為要使你倚靠耶和華。
Opdat uw vertrouwen op den HEERE zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.
Heb ik u niet heerlijke dingen geschreven van allerlei raad en wetenschap?
21 要使你知道真言的實理, 你好將真言回覆那打發你來的人。
Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden.
22 貧窮人,你不可因他貧窮就搶奪他的物, 也不可在城門口欺壓困苦人;
Beroof den arme niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige niet in de poort.
23 因耶和華必為他辨屈; 搶奪他的,耶和華必奪取那人的命。
Want de HEERE zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel roven.
24 好生氣的人,不可與他結交; 暴怒的人,不可與他來往;
Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;
Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt.
Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
27 你若沒有甚麼償還, 何必使人奪去你睡臥的床呢?
Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen?
Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben.
29 你看見辦事殷勤的人嗎? 他必站在君王面前, 必不站在下賤人面前。
Hebt gij een man gezien, die vaardig in zijn werk is? Hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden; voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij niet gesteld worden.