< 箴言 19 >
Beter een arme, die onberispelijk wandelt, Dan een rijke, die verkeerde wegen gaat.
2 心無知識的,乃為不善; 腳步急快的,難免犯罪。
Zonder verstand deugt zelfs de ijver niet; Wie te haastig loopt, doet een misstap.
Door zijn dwaasheid komt de mens op het verkeerde pad, Maar hij zelf wijt het aan Jahweh!
Rijkdom maakt vele vrienden, Een arme raakt zijn vrienden kwijt.
5 作假見證的,必不免受罰; 吐出謊言的,終不能逃脫。
Een onbetrouwbaar getuige blijft niet ongestraft; Wie leugens verspreidt, zal niet ontkomen.
6 好施散的,有多人求他的恩情; 愛送禮的,人都為他的朋友。
Velen dingen naar de gunst van een voorname; Wie geschenken geeft, heeft allen tot vriend.
7 貧窮人,弟兄都恨他; 何況他的朋友,更遠離他! 他用言語追隨,他們卻走了。
Als een arme al door zijn broers wordt gehaat, Hoever zullen zijn vrienden zich dan van hem terugtrekken! Wie te veel spreekt, wordt een meester in de boosheid; Wie woorden najaagt, ontkomt niet.
8 得着智慧的,愛惜生命; 保守聰明的,必得好處。
Wie verstand verwerft, heeft zichzelven lief; Wie inzicht bewaart, zal het goede ondervinden.
9 作假見證的,不免受罰; 吐出謊言的,也必滅亡。
Een onbetrouwbaar getuige blijft niet ongestraft; Wie leugens verspreidt, zal omkomen.
10 愚昧人宴樂度日是不合宜的; 何況僕人管轄王子呢?
Weelde staat een dwaas evenmin, Als een knecht het heersen over vorsten.
11 人有見識就不輕易發怒; 寬恕人的過失便是自己的榮耀。
Wijsheid maakt den mens lankmoedig; Hij gaat er groot op, een misstap te vergeven.
12 王的忿怒好像獅子吼叫; 他的恩典卻如草上的甘露。
Een toornig koning brult als een leeuw, Maar als dauw op het groen is zijn gunst.
13 愚昧的兒子是父親的禍患; 妻子的爭吵如雨連連滴漏。
Een dwaas kind is een ramp voor zijn vader, Het getwist van een vrouw een gestadig druppelend lek.
14 房屋錢財是祖宗所遺留的; 惟有賢慧的妻是耶和華所賜的。
Huis en have worden van vader geërfd, Maar een verstandige vrouw komt van Jahweh.
Luiheid verwekt een diepe slaap, Een trage geest moet honger lijden.
16 謹守誡命的,保全生命; 輕忽己路的,必致死亡。
Wie de geboden in acht neemt, behoedt zichzelf; Wie niet past op zijn wandel, zal sterven.
17 憐憫貧窮的,就是借給耶和華; 他的善行,耶和華必償還。
Wie goed is voor een arme, leent aan Jahweh; Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
18 趁有指望,管教你的兒子; 你的心不可任他死亡。
Tuchtig uw kind, zo lang er nog hoop is; Maar laat u niet vervoeren tot toorn.
Een driftig mens zal moeten boeten; Wilt ge hem helpen, ge maakt het nog erger.
Luister naar raad, en neem vermaning aan, Opdat ge tenslotte wijs moogt zijn.
Vele plannen gaan er om in den mens, Maar het besluit van Jahweh, dàt komt tot stand.
Goedheid strekt den mens tot gewin, Beter arm te zijn dan wreed
23 敬畏耶和華的,得着生命; 他必恆久知足,不遭禍患。
Het ontzag voor Jahweh leidt ten leven; Men rust dan tevreden, niet door rampen bezocht.
24 懶惰人放手在盤子裏, 就是向口撤回,他也不肯。
Als een luiaard zijn hand in de schotel heeft gestoken, Brengt hij haar nog niet eens naar de mond.
25 鞭打褻慢人,愚蒙人必長見識; 責備明哲人,他就明白知識。
Slaat ge een spotter, dan wordt de onervarene wijs; Vermaant ge een verstandig mens, hij leert er nog uit.
Wie zijn vader mishandelt, zijn moeder verjaagt, Is een kind, dat beschaamt en te schande maakt.
Mijn zoon, houdt ge op, naar vermaning te luisteren, Dan dwaalt ge af van verstandige taal.
Een kwaadwillige getuige spot met het recht, De mond der bozen stort onrecht uit.
29 刑罰是為褻慢人預備的; 鞭打是為愚昧人的背預備的。
Voor de spotters liggen roeden gereed, En slagen voor de rug van de dwazen.