< 約伯記 26 >
Maar Job antwoordde en zeide:
2 無能的人蒙你何等的幫助! 膀臂無力的人蒙你何等的拯救!
Hoe hebt gij geholpen dien, die zonder kracht is, en behouden den arm, die zonder sterkte is?
3 無智慧的人蒙你何等的指教! 你向他多顯大知識!
Hoe hebt gij hem geraden, die geen wijsheid heeft, en de zaak, alzo zij is, ten volle bekend gemaakt?
Aan wien hebt gij die woorden verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan?
De doden zullen geboren worden van onder de wateren, en hun inwoners.
6 在上帝面前,陰間顯露; 滅亡也不得遮掩。 (Sheol )
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol )
Hij breidt het noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet.
Hij bindt de wateren in Zijn wolken; nochtans scheurt de wolk daaronder niet.
Hij houdt het vlakke Zijns troons vast; Hij spreidt Zijn wolk daarover.
10 在水面的周圍劃出界限, 直到光明黑暗的交界。
Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis.
De pilaren des hemels sidderen, en ontzetten zich voor Zijn schelden.
Door Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat Hij haar verheffing.
Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen.
14 看哪,這不過是上帝工作的些微; 我們所聽於他的是何等細微的聲音! 他大能的雷聲誰能明透呢?
Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?