< 诗篇 132 >
1 上行之诗。 耶和华啊,求你记念大卫所受的一切苦难!
Een lied Hammaaloth. O HEERE! gedenk aan David, aan al zijn lijden;
Dat hij den HEERE gezworen heeft, den Machtige Jakobs gelofte gedaan heeft, zeggende:
Zo ik in de tent mijns huizes inga, zo ik op de koets van mijn bed klimme!
Zo ik mijn ogen slaap geve, mijn oogleden sluimering;
5 直等我为耶和华寻得所在, 为雅各的大能者寻得居所。
Totdat ik voor den HEERE een plaats gevonden zal hebben, woningen voor den Machtige Jakobs!
6 我们听说约柜在以法他, 我们在基列·耶琳就寻见了。
Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in de velden van Jaar.
Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten.
8 耶和华啊,求你兴起, 和你有能力的约柜同入安息之所!
Sta op, HEERE! tot Uw rust, Gij en de ark Uwer sterkte!
Dat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid, en dat Uw gunstgenoten juichen.
10 求你因你仆人大卫的缘故, 不要厌弃你的受膏者!
Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil.
11 耶和华向大卫、凭诚实起了誓, 必不反复,说: 我要使你所生的 坐在你的宝座上。
De HEERE heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, zeggende: Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten.
12 你的众子若守我的约 和我所教训他们的法度, 他们的子孙必永远坐在你的宝座上。
Indien uw zonen Mijn verbond zullen houden, en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid op uw troon zitten.
13 因为耶和华拣选了锡安, 愿意当作自己的居所,
Want de HEERE heeft Sion verkoren, Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats, zeggende:
14 说:这是我永远安息之所; 我要住在这里, 因为是我所愿意的。
Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd.
Ik zal haar kost rijkelijk zegenen, haar nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen.
En haar priesters zal Ik met heil bekleden, en haar gunstgenoten zullen zeer juichen.
17 我要叫大卫的角在那里发生; 我为我的受膏者预备明灯。
Daar zal Ik David een hoorn doen uitspruiten; Ik heb voor Mijn Gezalfde een lamp toegericht.
18 我要使他的仇敌披上羞耻; 但他的冠冕要在头上发光。
Ik zal zijn vijanden met schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien.