< 诗篇 114 >
Halleluja! Toen Israël uit Egypte trok, Jakobs huis uit een volk van barbaren,
2 那时,犹大为主的圣所, 以色列为他所治理的国度。
Werd Juda zijn heiligdom, En Israël zijn rijk.
De zee zag het, en sloeg op de vlucht, De Jordaan deinsde terug;
Als rammen sprongen de bergen weg, Als lammeren de heuvels.
Zee, wat was er, dat gij gingt vluchten, Jordaan, dat gij achteruit zijt geweken;
6 大山哪,你为何踊跃,如公羊? 小山哪,你为何跳舞,如羊羔?
Bergen, dat gij wegsprongt als rammen, Gij heuvels als lammeren?
7 大地啊,你因见主的面, 就是雅各 神的面,便要震动。
Voor den Heer kromp de aarde ineen, Voor het aangezicht van Jakobs God;
Die de rots in een vijver herschiep, De klip in een borrelende bron!