< 箴言 1 >
De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel,
Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;
Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden;
Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.
Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen.
6 使人明白箴言和譬喻, 懂得智慧人的言词和谜语。
Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.
7 敬畏耶和华是知识的开端; 愚妄人藐视智慧和训诲。
De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.
8 我儿,要听你父亲的训诲, 不可离弃你母亲的法则;
Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;
Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.
Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;
11 他们若说:你与我们同去, 我们要埋伏流人之血, 要蹲伏害无罪之人;
Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
12 我们好像阴间,把他们活活吞下; 他们如同下坑的人, 被我们囫囵吞了; (Sheol )
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol )
Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.
Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.
15 我儿,不要与他们同行一道, 禁止你脚走他们的路。
Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
16 因为,他们的脚奔跑行恶; 他们急速流人的血,
Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.
Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;
18 这些人埋伏,是为自流己血; 蹲伏,是为自害己命。
En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.
19 凡贪恋财利的,所行之路都是如此; 这贪恋之心乃夺去得财者之命。
Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.
De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten.
21 在热闹街头喊叫, 在城门口,在城中发出言语,
Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;
22 说:你们愚昧人喜爱愚昧, 亵慢人喜欢亵慢, 愚顽人恨恶知识,要到几时呢?
Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?
23 你们当因我的责备回转; 我要将我的灵浇灌你们, 将我的话指示你们。
Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.
Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte;
En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;
26 你们遭灾难,我就发笑; 惊恐临到你们,我必嗤笑。
Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.
27 惊恐临到你们,好像狂风; 灾难来到,如同暴风; 急难痛苦临到你们身上。
Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;
28 那时,你们必呼求我,我却不答应, 恳切地寻找我,却寻不见。
Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;
Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.
Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;
Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.
32 愚昧人背道,必杀己身; 愚顽人安逸,必害己命。
Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.
33 惟有听从我的,必安然居住, 得享安静,不怕灾祸。
Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.