< 约翰福音 1 >
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Dit was in den beginne bij God.
3 万物是借着他造的;凡被造的,没有一样不是借着他造的。
Alle dingen zijn door datzelve geworden, en zonder dat is niets geworden van al wat er geworden is.
In hetzelve was Leven; en het Leven was het Licht der menschen.
En het Licht schijnt in de duisternissen de duisternis heeft het niet begrepen.
Er was een mensch, van God gezonden; zijn naam was Johannes.
7 这人来,为要作见证,就是为光作见证,叫众人因他可以信。
Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat allen door hem zouden gelooven.
Die was het Licht niet maar kwam om van het Licht te getuigen.
Dat was het waarachtige Licht, dat, komende tot de wereld, iederen mensch verlicht.
10 他在世界,世界也是借着他造的,世界却不认识他。
Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend.
Tot het zijne kwam Hij, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12 凡接待他的,就是信他名的人,他就赐他们权柄作 神的儿女。
Maar zoovelen als Hem hebben aangenomen, dien heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, aan hen die in zijn Naam gelooven;
13 这等人不是从血气生的,不是从情欲生的,也不是从人意生的,乃是从 神生的。
die niet uit den bloede, noch uit den wille des vleesches, noch uit den wille des mans, maar uit God geboren zijn.
14 道成了肉身,住在我们中间,充充满满地有恩典有真理。我们也见过他的荣光,正是父独生子的荣光。
En het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons woning gemaakt; en wij hebben zijn glorie aanschouwd, een glorie als van den Eeniggeborene bij den Vader, vol van genade en waarheid.
15 约翰为他作见证,喊着说:“这就是我曾说:‘那在我以后来的,反成了在我以前的,因他本来在我以前。’”
Johannes getuigde van Hem en heeft uitgeroepen, zeggende: Deze was het van wien ik zeide: Die achter mij komt, is vóór mij geworden, want Hij was eer dan ik.
16 从他丰满的恩典里,我们都领受了,而且恩上加恩。
Want uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en dat genade voor genade.
17 律法本是借着摩西传的;恩典和真理都是由耶稣基督来的。
Want de wet is door Mozes gegeven; de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus geworden.
18 从来没有人看见 神,只有在父怀里的独生子将他表明出来。
Niemand heeft ooit God gezien; de eeniggeboren Zoon, die in den schoot des Vaders is, die heeft Hem bekend gemaakt.
19 约翰所作的见证记在下面:犹太人从耶路撒冷差祭司和利未人到约翰那里,问他说:“你是谁?”
En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden priesters en levieten van Jerusalem tot hem afzonden, om hem te vragen: Gij, wie zijt gij?
En hij beleed en loochende niet, en beleed: Ik ben de Christus niet!
21 他们又问他说:“这样,你是谁呢?是以利亚吗?”他说:“我不是。”“是那先知吗?”他回答说:“不是。”
En zij vroegen hem: Wat dan? zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben die niet! Zijt gij dan de profeet? En hij antwoordde: Neen!
22 于是他们说:“你到底是谁,叫我们好回复差我们来的人。你自己说,你是谁?”
Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij, opdat wij antwoord mogen geven aan degenen die ons gezonden hebben? Wat zegt gij van u zelven?
23 他说:“我就是那在旷野有人声喊着说:‘修直主的道路’,正如先知以赛亚所说的。”
En hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht! zooals Jesaja de profeet heeft gezegd.
En de afgezondenen waren uit de fariseërs.
25 他们就问他说:“你既不是基督,不是以利亚,也不是那先知,为什么施洗呢?”
En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Wat doopt gij dan, als gij de Christus niet zijt, noch Elias, noch de profeet?
26 约翰回答说:“我是用水施洗,但有一位站在你们中间,是你们不认识的,
En Johannes antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; doch midden onder u staat Hij dien gij niet kent.
Deze is het die achter mij komt, die vóór mij geworden is, dien ik niet waardig ben zijn schoenriem los te maken!
28 这是在约旦河外伯大尼,约翰施洗的地方作的见证。
Deze dingen zijn geschied in Bethanië, aan de overzijde van den Jordaan, waar Johannes was doopende.
29 次日,约翰看见耶稣来到他那里,就说:“看哪, 神的羔羊,除去世人罪孽的!
Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt!
30 这就是我曾说:‘有一位在我以后来、反成了在我以前的,因他本来在我以前。’
Deze is het van wien ik zeide: Achter mij komt een man, die vóór mij is geworden, want Hij was eer dan ik.
31 我先前不认识他,如今我来用水施洗,为要叫他显明给以色列人。”
En ik kende Hem niet, maar opdat Hij aan Israël zou bekend worden, daarom ben ik komen doopen met water.
32 约翰又作见证说:“我曾看见圣灵,仿佛鸽子从天降下,住在他的身上。
En Johannes getuigde en zeide: Ik heb den Geest uit den hemel zien nederdalen als een duive, en Hij bleef op Hem.
33 我先前不认识他,只是那差我来用水施洗的、对我说:‘你看见圣灵降下来,住在谁的身上,谁就是用圣灵施洗的。’
En ik kende Hem niet, maar die mij gezonden heeft om met water te doopen, die had tot mij gezegd: Op wien gij den Geest zult zien nederdalen en blijven, die is het die doopt met den Heiligen Geest.
En ik heb gezien en getuigd dat deze is de Zoon van God!
Des anderen daags stond Johannes daar weder en twee van zijn discipelen.
36 他见耶稣行走,就说:“看哪,这是 神的羔羊!”
En hij zag Jezus daar wandelen en zeide: Zie, het Lam Gods!
En die twee discipelen hoorden hem dat zeggen en zij volgden Jezus.
38 耶稣转过身来,看见他们跟着,就问他们说:“你们要什么?”他们说:“拉比,在哪里住?”(拉比翻出来就是夫子。)
En Jezus keerde zich om en ziende dat zij Hem volgden, zeide Hij tot hen: Wat zoekt gij?
39 耶稣说:“你们来看。”他们就去看他在哪里住,这一天便与他同住;那时约有申正了。
Zij nu zeiden tot Hem: Rabbi, (dat wil zeggen: Meester) waar woont Gij?
40 听见约翰的话跟从耶稣的那两个人,一个是西门·彼得的兄弟安得烈。
Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen dan en zagen waar Hij woonde. En zij bleven dien dag bij Hem. Het was omtrent de tiende ure.
41 他先找着自己的哥哥西门,对他说:“我们遇见弥赛亚了。”(弥赛亚翻出来就是基督。)
Andreas, de broeder, van Simon Petrus, was een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Jezus gevolgd waren.
42 于是领他去见耶稣。耶稣看着他,说:“你是约翰的儿子西门,你要称为矶法。”(矶法翻出来就是彼得。)
Deze nu vond eerst zijn eigen broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben den Messias gevonden, (dat wil zeggen: Den Christus.)
43 又次日,耶稣想要往加利利去,遇见腓力,就对他说:“来跟从我吧。”
Hij leidde hem tot Jezus. En Jezus hem ziende zeide tot hem: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genoemd worden Kefas, (dat wil zeggen: Petrus.)
Des anderen daags wilde Jezus naar Galilea vertrekken, en vond Filippus; en Jezus zeide tot hem: Volg Mij!
45 腓力找着拿但业,对他说:“摩西在律法上所写的和众先知所记的那一位,我们遇见了,就是约瑟的儿子拿撒勒人耶稣。”
Filippus nu was van Bethsaïda, de stad van Andreas en Petrus.
46 拿但业对他说:“拿撒勒还能出什么好的吗?”腓力说:“你来看!”
Filippus vond Nathanaël en zeide tot hem: Waar Mozes in de wet van geschreven heeft en de profeten, dien hebben wij gevonden, Jezus, Jozefs zoon van Nazaret.
47 耶稣看见拿但业来,就指着他说:“看哪,这是个真以色列人,他心里是没有诡诈的。”
En Nathanaël zeide tot hem: Uit Nazaret kan er wat goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie!
48 拿但业对耶稣说:“你从哪里知道我呢?”耶稣回答说:“腓力还没有招呼你,你在无花果树底下,我就看见你了。”
Jezus zag Nathanaël tot zich komen en zeide van hem: Ziedaar waarlijk een Israëliet, in wien geen bedrog is!
49 拿但业说:“拉比,你是 神的儿子,你是以色列的王!”
Nathanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Vóór dat Filippus u riep, toen gij onder den vijgeboom waart, zag Ik u.
50 耶稣对他说:“因为我说‘在无花果树底下看见你’,你就信吗?你将要看见比这更大的事”;
Nathanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zone Gods! Gij zijt de Koning Israëls!
51 又说:“我实实在在地告诉你们,你们将要看见天开了, 神的使者上去下来在人子身上。”
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb dat Ik u onder den vijgeboom zag, daarom gelooft gij? — Grootere dingen dan deze zult gij zien! En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Gij zult den hemel geopend zien en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des menschen.