< 约伯记 40 >
En de HEERE antwoordde Job, en zeide:
2 强辩的岂可与全能者争论吗? 与 神辩驳的可以回答这些吧!
Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop.
Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide:
4 我是卑贱的!我用什么回答你呢? 只好用手捂口。
Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren.
En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:
Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.
8 你岂可废弃我所拟定的? 岂可定我有罪,好显自己为义吗?
Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?
Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?
Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!
11 要发出你满溢的怒气, 见一切骄傲的人,使他降卑;
Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!
12 见一切骄傲的人,将他制伏, 把恶人践踏在本处;
Zie allen hoogmoedige, en breng hem ten onder; en verpletter de goddelozen in hun plaats!
13 将他们一同隐藏在尘土中, 把他们的脸蒙蔽在隐密处;
Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.
15 你且观看河马; 我造你也造它。 它吃草与牛一样;
Zie nu Behemoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.
Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.
Als het hem lust, zijn staart is als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten.
Zijn beenderen zijn als vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen.
19 它在 神所造的物中为首; 创造它的给它刀剑。
Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard aangehecht.
Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.
21 它伏在莲叶之下, 卧在芦苇隐密处和水洼子里。
Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks.
De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.
23 河水泛滥,它不发战; 就是约旦河的水涨到它口边,也是安然。
Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken.
24 在它防备的时候,谁能捉拿它? 谁能牢笼它穿它的鼻子呢?
Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met strikken den neus doorboren kunnen?