< 耶利米书 13 >
1 耶和华对我如此说:“你去买一根麻布带子束腰,不可放在水中。”
Jahweh sprak tot mij: Ga u een linnen gordel kopen, en doe die om uw midden; maar laat er geen water bij komen.
Ik kocht een gordel, zoals Jahweh gezegd had, en sloeg hem mij om.
Toen werd het woord van Jahweh voor de tweede maal tot mij gericht:
4 “要拿着你所买的腰带,就是你腰上的带子,起来往幼发拉底河去,将腰带藏在那里的磐石穴中。”
Neem de gordel, die ge gekocht hebt, en die ge om uw midden draagt; trek op naar de Eufraat, en begraaf hem daar in een rotsspleet.
5 我就去,照着耶和华所吩咐我的,将腰带藏在幼发拉底河边。
Ik ging heen, en begroef hem bij de Eufraat, zoals Jahweh mij bevolen had.
6 过了多日,耶和华对我说:“你起来往幼发拉底河去,将我吩咐你藏在那里的腰带取出来。”
Geruime tijd later sprak Jahweh tot mij: Trek op naar de Eufraat, en haal er de gordel vandaan, die Ik u geboden heb, daar te begraven.
7 我就往幼发拉底河去,将腰带从我所藏的地方刨出来,见腰带已经变坏,毫无用了。
Weer ging ik naar de Eufraat, en groef de gordel op van de plaats, waar ik hem had begraven. En zie, de gordel was verrot, en deugde nergens meer voor.
Nu werd het woord van Jahweh tot mij gericht:
9 “耶和华如此说:我必照样败坏犹大的骄傲和耶路撒冷的大骄傲。
Zo spreekt Jahweh! Zo zal Ik de geweldige trots van Juda en van Jerusalem laten rotten.
10 这恶民不肯听我的话,按自己顽梗的心而行,随从别神,事奉敬拜,他们也必像这腰带变为无用。”
Dat boze volk, dat weigert naar mijn woorden te luisteren, dat zijn afgestompt hart blijft volgen, en achter vreemde goden loopt, om ze te dienen en te aanbidden: het zal als deze gordel worden, die nergens voor deugt.
11 耶和华说:“腰带怎样紧贴人腰,照样,我也使以色列全家和犹大全家紧贴我,好叫他们属我为子民,使我得名声,得颂赞,得荣耀;他们却不肯听。”
Want zoals de gordel aan iemands midden wordt gehecht, zo had Ik het hele huis van Israël en het hele huis van Juda aan Mij willen hechten, spreekt Jahweh: om mijn volk te zijn, mijn roem, mijn glorie en eer; maar ze luisterden niet.
12 “所以你要对他们说:‘耶和华—以色列的 神如此说:各坛都要盛满了酒。’他们必对你说:‘我们岂不确知各坛都要盛满了酒呢?’
Ook het volgende moet ge hun zeggen: Zo spreekt Jahweh, Israëls God! Kruiken worden met wijn gevuld! En als ze u antwoorden: Dat weten we zelf wel, dat kruiken met wijn worden gevuld;
13 你就要对他们说:‘耶和华如此说:我必使这地的一切居民,就是坐大卫宝座的君王和祭司,与先知,并耶路撒冷的一切居民,都酩酊大醉。’”
dan moet ge hun zeggen: Zo spreekt Jahweh! Zie, Ik ga alle bewoners van dit land, en de koningen, die op Davids troon zijn gezeten, en de priesters, profeten en alle bewoners van Jerusalem met een zwijmeldrank vullen;
14 耶和华说:“我要使他们彼此相碰,就是父与子彼此相碰;我必不可怜,不顾惜,不怜悯,以致灭绝他们。”
en dan sla Ik ze tegen elkander te pletter, de vaders tegelijk met de zonen, spreekt Jahweh: vernielen zal Ik ze zonder genade, zonder ontferming, zonder erbarmen.
15 你们当听,当侧耳而听。 不要骄傲,因为耶和华已经说了。
Hoort en luistert, weest niet trots: Want het is Jahweh, die spreekt!
16 耶和华—你们的 神未使黑暗来到, 你们的脚未在昏暗山上绊跌之先, 当将荣耀归给他; 免得你们盼望光明, 他使光明变为死荫, 成为幽暗。
Geeft eer aan Jahweh, uw God, Eer het avond gaat worden, Eer ge uw voeten zult stoten Aan sombere bergen; Eer Hij het licht, dat ge wacht, tot duisternis maakt, En in donker verandert.
17 你们若不听这话, 我必因你们的骄傲在暗地哭泣; 我眼必痛哭流泪, 因为耶和华的群众被掳去了。
Maar zo ge niet luistert, Zal ik wenen in stilte om uw trots; Zal mijn oog bitter schreien en stromen van tranen, Omdat de kudde van Jahweh in ballingschap gaat.
18 你要对君王和太后说: 你们当自卑,坐在下边; 因你们的头巾, 就是你们的华冠,已经脱落了。
Zeg tot den koning en tot de gebiedster: Ge moet lager gaan zitten; Want van uw hoofd is Uw stralende kroon gevallen!
19 南方的城尽都关闭, 无人开放; 犹大全被掳掠, 且掳掠净尽。
De steden van de Négeb zijn ingesloten, En niemand, die ze ontzet; Heel Juda gaat de ballingschap in, Is geheel ontvolkt!
20 你们要举目观看从北方来的人。 先前赐给你的群众, 就是你佳美的群众, 如今在哪里呢?
Sla uw ogen op, en zie rond: Wie zijn er uit het noorden gekomen? Waar is de kudde, u toevertrouwd, Waar zijn uw prachtige schapen?
21 耶和华立你自己所交的朋友为首,辖制你, 那时你还有什么话说呢? 痛苦岂不将你抓住像产难的妇人吗?
Wat zegt ge ervan, dat ze als meesters over u heersen, Die ge hadt aangehaald als uw minnaars; Grijpen u de weeën niet aan Als een barende vrouw?
22 你若心里说:这一切事为何临到我呢? 你的衣襟揭起, 你的脚跟受伤, 是因你的罪孽甚多。
Vraagt ge dan nog bij uzelf: Waarom overkomt mij dit alles? Om de grootheid van uw misdaad gaan uw slippen omhoog, Worden uw hielen ontbloot!
23 古实人岂能改变皮肤呢? 豹岂能改变斑点呢? 若能,你们这习惯行恶的便能行善了。
Of kan een moor zijn huid nog veranderen, Een panter zijn vlekken: Kunt gij het goede nog doen, Die aan het kwaad zijt verslaafd?
24 所以我必用旷野的风吹散他们, 像吹过的碎秸一样。
Neen, Ik zal u verstrooien als kaf, Dat wegstuift voor de wind van de steppe;
25 耶和华说:这是你所当得的, 是我量给你的分; 因为你忘记我, 倚靠虚假。
Dit zal uw lot en uw deel zijn, Dat Ik u toemeet, spreekt Jahweh! Omdat ge Mij hebt vergeten, En op leugens hebt vertrouwd:
26 所以我要揭起你的衣襟, 蒙在你脸上, 显出你的丑陋。
Daarom licht Ik uw slippen op tot uw hoofd, Komt uw schaamte te kijk!
27 你那些可憎恶之事— 就是在田野的山上行奸淫, 发嘶声,做淫乱的事— 我都看见了。 耶路撒冷啊,你有祸了! 你不肯洁净,还要到几时呢?
Uw echtbreuk, uw hunkeren, uw schandelijke ontucht, Uw gruwelen op de heuvels der vlakte heb Ik gezien. Wee u, Jerusalem! Nooit wordt ge meer rein, Hoe lang het ook duurt!