< 使徒行传 22 >
Mannen broeders en vaders! hoort nu mijn verdediging voor u!
Toen zij nu hoorden dat hij hun in de hebreeuwsche taal toesprak, hielden zij zich nog meer stil.
3 保罗说:“我原是犹太人,生在基利家的大数,长在这城里,在迦玛列门下,按着我们祖宗严紧的律法受教,热心事奉 神,像你们众人今日一样。
En hij zeide: Ik ben een joodsch man, geboortig van Tarsus in Cilicië, maar opgevoed in deze stad Jerusalem, aan de voeten van Gamaliël, onderwezen naar de gestrengheid der vaderlijke wet zijnde een ijveraar voor God, zooals gij allen heden zijt;
4 我也曾逼迫奉这道的人,直到死地,无论男女都锁拿下监。
en ik vervolgde die van dezen weg waren, tot den dood toe, bindende en in de gevangenissen werpende beiden mannen en vrouwen;
5 这是大祭司和众长老都可以给我作见证的。我又领了他们达与弟兄的书信,往大马士革去,要把在那里奉这道的人锁拿,带到耶路撒冷受刑。”
gelijk ook de hoogepriester mij tot getuige is, en de geheele raad van oudsten; van wie ik ook brieven ontving aan de broeders; en ik reisde naar Damaskus om ook degenen, die daar waren, geboeid naar Jerusalem te brengen, opdat zij gestraft zouden worden.
6 “我将到大马士革,正走的时候,约在晌午,忽然从天上发大光,四面照着我。
Het geschiedde nu, toen ik op reis was en Damaskus naderde, omtrent den middag, dat mij plotseling een groot licht van den hemel omstraalde;
7 我就仆倒在地,听见有声音对我说:‘扫罗!扫罗!你为什么逼迫我?’
en ik viel op den grond en hoorde een stem tot mij zeggen: Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij?
8 我回答说:‘主啊,你是谁?’他说:‘我就是你所逼迫的拿撒勒人耶稣。’
en ik antwoordde: Wie zijt Gij, Heere? en Hij zeide tot mij: Ik ben Jezus de Nazarener, dien gij vervolgt!
9 与我同行的人看见了那光,却没有听明那位对我说话的声音。
Zij nu die met mij waren zagen wel het licht, maar de stem van Hem die tot mij sprak, hoorden zij niet.
10 我说:‘主啊,我当做什么?’主说:‘起来,进大马士革去,在那里,要将所派你做的一切事告诉你。’
En ik zeide: Wat zal ik doen, Heere? En de Heere zeide tot mij: Sta op, ga naar Damaskus! en daar zal tot u gesproken worden van al wat u bevolen is te doen.
11 我因那光的荣耀不能看见,同行的人就拉着我手进了大马士革。
En alzoo ik door den glans van dat licht niet zien kon, werd ik bij de hand geleid door mijn metgezellen en kwam naar Damaskus.
12 那里有一个人,名叫亚拿尼亚,按着律法是虔诚人,为一切住在那里的犹太人所称赞。
En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, die een goed getuigenis had bij de aldaar wonende Joden,
13 他来见我,站在旁边,对我说:‘兄弟扫罗,你可以看见。’我当时往上一看,就看见了他。
kwam tot mij en zeide, toen hij bij mij stond: Saul, broeder! word ziende! — En in dat zelfde oogenblik zag ik hem aan.
14 他又说:‘我们祖宗的 神拣选了你,叫你明白他的旨意,又得见那义者,听他口中所出的声音。
En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u verkozen om zijn wil te weten, en den Rechtvaardige te zien, en een stem te hooren uit zijn mond;
15 因为你要将所看见的,所听见的,对着万人为他作见证。
want gij zult voor Hem getuige zijn bij alle menschen van hetgeen gij gezien en gehoord hebt;
16 现在你为什么耽延呢?起来,求告他的名受洗,洗去你的罪。’”
en nu, wat vertoeft gij? sta op, laat u doopen en uw zonden afwasschen, onder aanroeping van zijn Naam!
17 “后来,我回到耶路撒冷,在殿里祷告的时候,魂游象外,
Het geschiedde nu, toen ik teruggekeerd was naar Jerusalem en ik in den tempel bad, dat ik in een verrukking van zinnen geraakte,
18 看见主向我说:‘你赶紧地离开耶路撒冷,不可迟延;因你为我作的见证,这里的人必不领受。’
en dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide: Spoed u en ga haastig uit Jerusalem, want zij zullen uw getuigenis aangaande Mij niet aannemen!
19 我就说:‘主啊,他们知道我从前把信你的人收在监里,又在各会堂里鞭打他们。
En ik zeide; Heere! zij zelven weten dat ik in de gevangenis wierp, en in de synagoge geeselde degenen die in u geloofden,
20 并且你的见证人司提反被害流血的时候,我也站在旁边欢喜;又看守害死他之人的衣裳。’
en dat ik zelf er bijstond toen het bloed van uw getuige Stefanus werd vergoten, en er welbehagen in toonde, en de kleederen bewaarde van zijn moordenaars!
21 主向我说:‘你去吧!我要差你远远地往外邦人那里去。’”
En Hij zeide tot mij: Ga heen, want Ik zal u verre weg tot de heidenen zenden!
22 众人听他说到这句话,就高声说:“这样的人,从世上除掉他吧!他是不当活着的。”
Zij hoorden dan Paulus tot dit woord toe; en zij verhieven hun stem, zeggende: Weg van de aarde met zoo een! hij mag niet blijven leven!
En alzoo zij schreeuwden en de kleederen van zich smeten en stof in de lucht wierpen,
24 千夫长就吩咐将保罗带进营楼去,叫人用鞭子拷问他,要知道他们向他这样喧嚷是为什么缘故。
gebood de overste om hem naar het kasteel te voeren, en zeide dat hij door geeselen moest onderzocht worden, opdat hij zou weten om welke reden zij zoo tegen hem riepen.
25 刚用皮条捆上,保罗对旁边站着的百夫长说:“人是罗马人,又没有定罪,你们就鞭打他,有这个例吗?”
Toen zij hem nu vastgebonden hadden met koorden, zeide Paulus tot den hoofdman die daar stond: Is het u geoorloofd iemand te geeselen die Romein is en niet veroordeeld?
26 百夫长听见这话,就去见千夫长,告诉他说:“你要做什么?这人是罗马人。”
Toen de hoofdman dit hoorde, ging hij naar den overste om hem dit te boodschappen, en zeide: Wat gaat gij doen? deze mensch is toch een Romein!
27 千夫长就来问保罗说:“你告诉我,你是罗马人吗?”保罗说:“是。”
De overste dan kwam bij hem en zeide: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja!
28 千夫长说:“我用许多银子才入了罗马的民籍。”保罗说:“我生来就是。”
En de overste antwoordde: Ik heb voor een groot kapitaal dit burgerrecht gekocht! — Maar ik— zeide Paulus— ben Romein van geboorte!
29 于是那些要拷问保罗的人就离开他去了。千夫长既知道他是罗马人,又因为捆绑了他,也害怕了。
Terstond lieten zij, die hem pijnigen zouden, van hem af; en de overste vreesde ook toen hij vernam dat hij Romein was en dat hij hem had gebonden.
30 第二天,千夫长为要知道犹太人控告保罗的实情,便解开他,吩咐祭司长和全公会的人都聚集,将保罗带下来,叫他站在他们面前。
Des anderen daags nu, daar hij nauwkeurig wilde weten waarvan hij door de Joden beschuldigd werd, liet hij hem de boeien afdoen en gebood dat de overpriesters en de geheele Raad zouden samenkomen; en hij bracht Paulus naar beneden en stelde hem voor hen.