< 撒迦利亞書 5 >

1 [第六個神視:飛卷]我又舉目觀看,望見有一飛卷。
En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende rol.
2 他問我說:「你看見了什麼﹖」我說:「我見一本飛卷,長二十肘,寬十肘。」
En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een vliegende rol, welker lengte is van twintig ellen, en haar breedte van tien ellen.
3 他對我說:「這是向全地面散發的詛咒:凡偷竊的,必要按這卷所記載的被除掉;凡起假誓的,也要按這卷所記載火被除掉。
Toen zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan zal over het ganse land; want een iegelijk, die steelt, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden; desgelijks een iegelijk, die valselijk zweert, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden.
4 我要發出這詛咒──萬軍上主的斷語──它必進入盜賊的家和指著我起誓的家,住在那人家中,將這家,連它的木枓和石頭一併毀滅。」[第七個神視:坐在厄法中的女人]
Ik breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen.
5 那與我談話的使者又出來對我說:「你要舉目觀看這出來的是什麼﹖」
En de Engel, Die met mij sprak, ging uit, en zeide tot mij: Hef nu uw ogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt.
6 我反問他說:「那是什麼﹖」他回答說:「這出來的是『厄法』。」他又說:「這表示人在全地上的罪惡。」
En ik zeide: Wat is dat? En Hij zeide: Dit is een efa, die voortkomt. Verder zeide Hij: Dit is het oog over henlieden in het ganse land.
7 看,鉛蓋揭開了,在『厄法』當中坐中著一個女人。
En ziet, een plaat van lood werd opgeheven, en er was een vrouw, zittende in het midden der efa.
8 他於是說:「這是罪惡。」遂把她再裝在『厄法』的口上。
En Hij zeide: Deze is de goddeloosheid; en Hij wierp ze in het midden van de efa; en Hij wierp het loden gewicht op den mond derzelve.
9 我又舉目觀看,見有兩個女人出現,有風吹動她們的翅膀──她們的翅膀好像鶴鳥的翅膀──她們的將『厄法』提到天地之間。
En ik hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen, als de vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa tussen de aarde en tussen den hemel.
10 我遂對那與我談話的使者說:「她們的將『厄法』帶到哪裏去﹖」
Toen zeide ik tot den Engel, Die met mij sprak: Waarhenen brengen zij deze efa?
11 他回答我說:「要往史納爾地去,建造一座房屋;房屋一落成,就把它安置在那裏。」
En Hij zeide tot mij: Om haar een huis te bouwen in het land Sinear; dat zij daar gevestigd en gesteld worde op haar grondvesting.

< 撒迦利亞書 5 >