< 撒迦利亞書 3 >
1 [第四個神視:撒殫控告耶叔亞大司祭]以後上主使我看見大司祭耶叔亞,站在上主的使者面前,同時撒殫站在耶叔亞右邊控告他。
Toen liet hij mij Jehosjóea, den hogepriester, schouwen, die voor den engel van Jahweh stond, terwijl de Satan zich aan zijn rechterhand hield, om hem aan te klagen.
2 上主的使者對撒殫說:「惟願上主責斥你,撒殫! 惟願揀選耶路撒冷的上主責斥你。這不是由火中抽出來的一根木柴嗎﹖﹖」
Maar de engel van Jahweh sprak tot Satan: Jahweh bestraffe u, Satan; Jahweh, die Jerusalem heeft uitverkoren, bestraffe u! Is deze niet als een stuk hout, dat uit het vuur is gerukt?
Want Jehosjóea stond met besmeurde kleren voor den engel.
4 使者就吩咐那些立在他面前的說:「脫去他身上污穢的衣服! 」以後向他說:「看,我已脫去了你的罪過,給你穿上華麗的禮服。」
Deze hernam, en sprak tot hen, die voor hem stonden: Trekt hem de besmeurde klederen uit!
5 隨後接著吩咐說:「在他頭上纏上一條潔淨的頭巾! 」他們就在他頭上纏上了一條潔淨的頭巾,給他穿上了潔淨的禮服。那時,上主的使者,站在旁邊。
En hij ging voort: Zet hem een reine tiaar op het hoofd! Ze zetten hem een reine tiaar op het hoofd, en trokken hem de klederen aan. De engel van Jahweh bleef erbij staan, en sprak tot hem: Zie, ik heb uw schuld van u weggenomen, en u met een feestgewaad bekleed.
Toen bezwoer de engel van Jahweh Jehosjóea: Zo spreekt Jahweh der heirscharen!
7 萬軍的上主這樣說:如果你遵行我的道路,謹守我的法令,你便可以管理我的家,看守我的庭院;我必要使你在這些等立者中,自由出入。」
Wanneer gij mijn wegen bewandelt, En trouw in mijn bediening zijt, Dan zult gij ook mijn huis besturen, En mijn voorhoven bewaken. Dan verleen Ik u, te mogen verkeren Onder hen, die hier staan!
8 所以,大司祭耶叔亞,你且聽著:你和坐在你面前的同伴都是作預兆的人。攪,我必要使我的僕人「苖芽」生出。
Hoor nu, Jehosjóea, hogepriester, Gij en uw ambtgenoten, die voor u zitten: Gij zult tot voorteken zijn, Dat Ik mijn Dienaar, den Spruit zal verwekken;
9 看,這是我在耶叔亞面前安置的石頭,在這惟一的石頭上有七隻眼睛;看! 我要親自在石上刻上題名──萬軍上主的斷語──並且要在那一天除去地上的罪過。
Want zie, Ik leg de steen voor Jehosjóea neer, Op die éne steen zijn zeven ogen gericht! Zie, Ik heb er een inschrift op gebeiteld, Is de godsspraak van Jahweh der heirscharen: Op één dag delg Ik de schuld van het land!
10 在那一天──萬軍上主的斷語──你們必要互相邀請自己的鄰里,到葡萄樹和無花果樹下。
Op die dag, is de godsspraak van Jahweh der heirscharen, Nodigt gij allen elkander uit Onder de wijnstok en vijg!