< 雅歌 2 >
1 ◆新娘: 1. 我是原野的水仙,谷中的百合。◆新郎:
Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen.
2 我的愛卿在少女中,有如荊棘中的一朵百合花。◆新娘:
Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren.
3 我的愛人在少年中,有如森林中的一棵蘋果樹;我愛坐在他的蔭下,他的果實令我滿口香甜。
Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet.
Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij.
5 請你們用葡萄乾來補養我,用蘋果來蘇醒我,因為我因愛成疾:
Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde.
Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij.
7 耶路撒冷女郎! 我指著田野間的羚羊或牝鹿,懇求你們,不要驚醒,不要喚醒我的愛,讓她自便吧![第二幕:互相追求]◆新娘:
Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het dezelve luste!
8 聽,這是我愛人的聲音;看,他來了:跳過山崗,躍過丘陵。
Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen!
9 我的愛人彷彿羚羊,宛如幼鹿;你看,他已站在我們的牆後,由窗外往內窺望。
Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de tralien.
10 我的愛人招呼我說:「起來,我的愛卿! 快來,我的佳麗!
Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom!
Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan;
12 田野的花卉已露,唱歌的時期已近。在我們的地方已聽到斑鳩聲;
De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land.
13 無花果已發出初果,葡萄樹已開花放香;起來,我的愛卿! 快來,我的佳麗!
De vijgeboom brengt zijn jonge vijgjes voort, en de wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom!
14 我那在岩石縫中,在懸崖隱處的鴿子! 請讓我看到你的面貌,聽見你的聲音,因為你的聲音柔和可愛,你的面貌美麗動人。」
Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk.
15 請你們為我捕捉狐狸,捕捉毀壞葡萄園的小狐狸,我們的葡萄園正在開花啊!
Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge druifjes.
16 我的愛人屬於我,我屬於我的愛人;他在百合花間,牧放他的羊群。
Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt onder de lelien,
17 趁晚風還未生涼,日影還未消失,我的愛人,願你仿效盟約山上的羚羊或幼鹿,向我歸來!
Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.