< 詩篇 97 >
De HEERE regeert, de aarde verheuge zich; dat veel eilanden zich verblijden.
2 雲彩和黑暗包圍在祂的四週,正義與公道支持祂的座位。
Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons.
Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen, en het steekt Zijn wederpartijen rondom aan brand.
Zijn bliksemen verlichten de wereld; het aardrijk ziet ze en het beeft.
De bergen smelten als was voor het aanschijn des HEEREN, voor het aanschijn des HEEREN der ganse aarde.
De hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid, en alle volken zien Zijn eer.
7 願所有拜偶像,以邪神自誇人受辱,願所有的神祗,都俯伏在祂面前叩首。
Beschaamd moeten wezen allen, die de beelden dienen, die zich op afgoden beroemen; buigt u neder voor Hem, alle gij goden!
8 上主,因您的宣判,熙雍聽見了便笑,猶大各城高興歡躍。
Sion heeft gehoord, en het heeft zich verblijd, en de dochteren van Juda hebben zich verheugd vanwege Uw oordelen, o HEERE!
9 上主,您在普天下是最尊貴的,您在眾神中是最崇高的。
Want Gij, HEERE! zijt de Allerhoogste over de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden.
10 上主喜愛那惱恨罪惡的人,保護虔誠人們的生命,從惡人手中拯救他們。
Gij liefhebbers des HEEREN! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand.
Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart.
Gij rechtvaardigen! verblijdt u in den HEERE, en spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.