< 詩篇 92 >
1 安息日的詩歌。 至高者!最幸福的事情,是讚美上主,歌頌主名,
Een psalm; een lied voor de Sabbat. Heerlijk is het, Jahweh te loven, Uw Naam te prijzen, Allerhoogste,
‘s Morgens vroeg uw goedheid te roemen, En uw trouw in de nacht:
Op lier en harp, Met citerslag.
4 上主,你既以你的化工使我喜悅,我就因你雙手的一切工程歡樂。
Want Gij hebt mij verblijd door uw daden, o Jahweh, En ik juich om het werk uwer handen.
5 上主,您的工程是多麼偉大,您的計劃是多麼奧妙!
Hoe groot zijn uw werken, o Jahweh, Hoe peilloos diep uw gedachten!
6 無理性的人,不會明白這事;愚昧的人,也不會領悟這事。
Dom, wie dàt niet erkent; Dwaas, wie dàt niet begrijpt.
7 歹徒雖然一時茂盛有如青草,作奸犯科的人雖然一時顯耀,然而他們終終必滅亡,永遠沉消,
Wanneer dan de zondaars groeien als gras, En al de boosdoeners bloeien: Dan is het, om voor altijd te gronde te gaan,
Maar Gij, Jahweh, blijft eeuwig verheven!
9 上主,請看您的仇人,您的仇人必要沉淪;作惡的人無處棲身。
Ja, uw vijanden, Jahweh, lopen hun bederf tegemoet, En alle boosdoeners worden verstrooid.
10 您高舉我的角似野牛的角,用極新鮮的油膏傳抹了我,
Maar mijn hoorn heft zich op als die van een buffel, Met verse olie word ik gezalfd;
11 因而我的眼目才輕視我的仇人,我耳朵歡樂聽見制服我的惡人。
Vol vreugde ziet mijn oog op mijn vijanden neer, Hoort mijn oor van die mij bestrijden.
Maar de rechtvaardige groeit als een palm, Als de ceder op de Libanon rijst hij omhoog.
13 他們被栽植在上主的殿中,在我們天主的庭院裏繁榮。
Zij worden in Jahweh’s tempel geplant, En bloeien in de voorhoven van onzen God;
Zij dragen nog vrucht als ze oud zijn, En blijven nog sappig en fris.
15 為宣揚上主是多麼正直:我的磐石祂毫沒有不義。
Zo verkondigen ze, dat Jahweh gerecht is, Mijn Rots, aan wien geen onrecht kleeft!