< 詩篇 32 >
Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.
Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.
3 就在我緘默不語的時期內,我的骸因常傷歎而疲衰;
Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
4 因為你的手晝夜在重壓著我,我的力量像在盛暑中而消耗。(休止)
Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. (Sela)
5 我終於向你承認我的罪過,絲毫也沒有隱瞞我的邪惡,我說:「我要向上主承認我的罪孽,」你立刻便寬赦了我的罪債。(休止)
Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. (Sela)
6 為此虔敬的人在困厄時,都應向你哀禱,縱使大水氾濫成災,他也不會遭受波濤。
Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote wateren zullen zij hem niet aanraken.
7 你是我的避難所,救我脫離災禍,你以拯救我的喜樂,常環繞著我。(休止)
Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. (Sela)
8 我教導你,指示你應走的正道,雙眼注視你,親自作你的嚮導。
Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.
9 不要像騾馬一般糊塗,需要韁轡來加以管束;不然,不向你眼前趨赴。
Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.
10 邪惡的人必要受許多的痛苦;仰望上主的人,必有慈愛圍護,
De goddeloze heeft veel smarten, maar die op den HEERE vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen.
11 正義的人們!你們應在上主內歡欣喜樂。 心正的人們!你們應在上主內歡呼踴躍。
Verblijdt u in den HEERE, en verheugt u, gij rechtvaardigen! en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!