< 詩篇 30 >
1 【病後感恩歌】 聖殿祝聖的詩歌,達味作。 上主,我稱揚你,因為你救拔了我,你也沒有使我的仇敵向我自誇。
Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis. Ik zal U verhogen, HEERE, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd.
HEERE, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen.
3 上主,你由陰府中把我救出,又使我安全復生,免降幽谷。 (Sheol )
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol )
Psalmzingt den HEERE, gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.
5 因為上主的忿怒,瞬息消散;上主的恩愛卻要終生綿延。晚間雖令人哭涕,清晨卻使人歡喜。
Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.
Ik zeide wel in mijn voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid.
7 上主,你恩待我,使我立足於穩固山岡;但是你一掩面,我便立刻感到失措驚惶。
Want, HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.
Tot U, HEERE! riep ik, en ik smeekte tot den HEERE:
9 我如果降入陰府,我的血於你何益?灰土豈能讚美你,或宣揚你的忠義?
Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?
10 上主,請俯聽我,憐憫我;上主,求你前來助佑我。
Hoor, HEERE! en wees mij genadig; HEERE! wees mij een Helper.
11 你把我的哀痛,給我變成了舞蹈,脫去了我的苦衣給我披上喜樂;
Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord;
12 為此,我的心靈歌頌你,永不止息;上主,我的天主,我要永遠稱謝你!
Opdat mijn eer U psalmzinge, en niet zwijge. HEERE, mijn God! in eeuwigheid zal ik U loven.