< 詩篇 3 >
1 【困苦人的祈禱】 達味詩歌,作於逃避其子阿貝沙隆時。 上主,迫害我的人,不可勝數! 攻擊我的人,成群結隊!
Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. O HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op.
Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. (Sela)
3 但是你,上主,是圍護我的盾牌,是我的榮耀,常使我首昂頭抬。
Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.
Ik riep met mijn stem tot den HEERE, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. (Sela)
Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij.
Ik zal niet vrezen voor tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten.
7 上主,請你興起奮發;我的天主,求你救拔,因為你擊破了我仇敵的腮頰,你打破眾惡人的門牙。
Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken.
Het heil is des HEEREN; Uw zegen is over Uw volk. (Sela)