< 詩篇 130 >
Een bedevaartslied. Uit de diepten, o Jahweh, roep ik tot U,
Heer, hoor mijn klagen; Laat uw oren toch luisteren Naar mijn bidden en smeken!
3 上主,您若細察我的罪辜,我主!有誰還能站得住?
Ach Jahweh, zo Gij de zonde gedenkt, Ach Heer, wie zou het bestaan?
Neen, bij U is vergeving, Opdat ik vol hoop U zou vrezen, o Jahweh.
Mijn ziel schouwt hunkerend naar zijn belofte, Mijn ziel smacht naar den Heer;
Meer dan wachters naar de morgen,
7 請以色列仰賴上主,應切於更夫待旦,因為上主富於仁慈,祂必慷慨救援。
Ziet Israël naar Jahweh uit. Want bij Jahweh is ontferming, En overvloed van verlossing;
Hij zal Israël bevrijden Van al zijn zonden!