< 詩篇 113 >
1 阿肋路亞!上主的僕人,請一齊讚頌,請一齊讚頌上主聖名!
Hallelujah! Looft, gij knechten des HEEREN! looft den Naam des HEEREN.
De Naam des HEEREN zij geprezen, van nu aan tot in der eeuwigheid.
Van den opgang der zon af tot haar nedergang, zij de Naam des HEEREN geloofd.
De HEERE is hoog boven alle heidenen, boven de hemelen is Zijn heerlijkheid.
5 誰能相似上主我們的天主?祂坐在蒼天之上的最高處。
Wie is gelijk de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont.
Die zeer laag ziet, in den hemel en op de aarde.
7 上主從塵埃裏提拔弱小的人;上主由糞土中舉揚窮苦的人,
Die den geringe uit het stof opricht, en den nooddruftige uit den drek verhoogt;
Om te doen zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks.
9 使那不孕的婦女坐鎮家中,成為多子的母親快樂無窮。
Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!