< 箴言 6 >
Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;
2 你如果為你口中說的話所連累,為你口中的言詞所束縛,
Gij zijt verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen met de redenen uws monds.
3 那麼,我兒,你既然已陷在你友人的手中,你就該逃脫,該這樣做:火速前去,央求你的友人,
Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste.
Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering;
5 應急速解救自己,如羚羊掙脫羅網,飛鳥逃脫獵人的圈套。
Red u, als een ree uit de hand des jagers, en als een vogel uit de hand des vogelvangers.
6 懶漢,你去看看螞蟻,觀察牠的作風,便可得些智識:
Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
Dewelke, geen overste, ambtman noch heerser hebbende,
Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst.
Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?
Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende;
11 這樣貧窮就要如同竊賊,困乏也要如同武士,向你侵襲。
Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man.
Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;
Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren;
In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.
15 為此,他的喪亡必突然來臨,霎時間全被毀滅,無法挽救。
Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen aan zij.
16 上主憎恨的事,共有六件,連他心裏最厭惡的事,共有七件:
Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel:
Hoge ogen, een valse tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten;
Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;
Een vals getuige, die leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt.
20 我兒,應堅守你父親的命令,不要放棄你母親的教訓;
Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet.
Bind ze steeds aan uw hart, hecht ze aan uw hals.
22 她們在你行路時引領你,在你躺臥時看護你;在你醒來時與你交談。
Als gij wandelt, zal dat u geleiden; als gij nederligt, zal het over u de wacht houden; als gij wakker wordt, zal hetzelve met u spreken.
23 因為父命是盞燈,母教是光明,嚴格的勸告是生命的道路,
Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens;
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
25 不讓你的心貪戀她的美色,不讓她的秋波迷惑你,
Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden.
26 因為娼妓所求的只是一塊餅,有夫之婦卻獵取寶貴的生命。
Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel.
Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?
Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden?
29 與他人妻子通姦的人就是這樣:凡接近她的,必難免受罰。
Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.
Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;
31 但若被擒獲了,他仍須七倍償還,交出家中所有的財物。
En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis.
32 與婦人通姦的人,實屬愚眛,他這樣做,卻是毀滅自己。
Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet;
33 他必遭受可恥的打擊,並且他的恥辱,永不得拭去,
Plage en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.
34 因為妒火能激怒男人,使他在報復時,決不留情;
Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in den dag der wraak zal hij niet verschonen.
35 任何的賠償,他都不理睬;即便你多送禮品,他也不肯罷休。
Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.