< 箴言 3 >
Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.
Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen.
3 不要讓慈祥和忠實離棄你,要將她們繫在你的頸上,刻在你的心版上;
Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten.
En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen.
Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.
Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.
Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade.
Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten;
10 這樣,你的倉廩必充滿糧食,你的榨酒池必盈溢新酒。
Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
11 我兒,不要輕視上主的懲戒,也不要厭惡他的譴責,
Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;
12 因為上主譴責他所愛的,有如父親譴責他的愛子。
Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft.
Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt!
14 因為賺得智慧勝於賺得銀錢;智慧的果實勝於純金。
Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud.
15 智慧比珍珠還要寶貴;凡你所貪求的,都不足以與她倫比。
Zij is kostelijker dan robijnen; en al wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken.
Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer.
Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede.
18 她為掌握她的人,是一株生命樹;凡堅持她的,必將納福。
Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vast houdt, wordt gelukzalig.
De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid.
20 賴他的智識,深淵纔裂口噴水,雲彩纔降下甘露。
Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw.
21 我兒,你應保持明智和慎重,不要讓她們離開你的視線:
Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid.
Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals.
Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten.
24 你若坐下,必無所恐懼;你若躺下,必睡得甘甜。
Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
25 你決不怕驟然而來的恐怖,也不怕惡人突然而至的摧殘,
Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt.
Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden.
27 你若有能力作到,不要拒絕向有求於你的人行善;
Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen.
28 如果你能即刻作到,不要對你的近人說:「去! 明天再來,我纔給你。」
Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is.
Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont.
Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft.
Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.
Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte.
De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven.
De wijzen zullen eer beerven; maar elk een der zotten neemt schande op zich.