< 箴言 27 >
Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren.
2 只應讓人讚美你,你不應開口自誇;讚你的該是他人,不該是你的唇舌。
Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.
Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.
4 憤怒固然殘酷,暴怒更是猛烈;可是面對妒恨,有誰能夠抵受﹖
Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?
Openbare bestraffing is beter dan verborgene liefde.
De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.
7 人若吃飽了,蜂蜜也厭惡;若肚子饑餓,苦物也甘甜。
Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.
Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats.
9 香油和香料,能暢快人心;朋友的勸勉,能撫慰人靈。
Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.
10 你的知心朋友,你父親的至交,你切不可離棄;在你憂患的時日,不要進兄弟的家。靠近的鄰舍,勝於遠地的兄弟。
Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is.
11 我兒,作個智慧人,使我心高興,好叫我回答笑罵我的人。
Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb.
12 精明人遇見災禍,即行隱避;無知者反向前走,自招損害。
De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
13 誰為外方人作保,拿出他的衣服;誰為異族人作保,以他本人作質。
Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.
Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.
15 豪雨的時日,滴漏不已:好吵的女人,也是如此;
Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk.
16 誰願意攔阻她,無異攔阻狂風,又好似右手抓油。
Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept.
Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.
18 看守無花果樹的,必食其果;護守自己主人的,必受器重。
Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geeerd worden.
Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens.
20 陰府和冥域,總填不滿;世人的眼睛,從不滿足。 (Sheol )
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol )
De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven.
22 你盡可在臼中將愚人舂碎,但他的昏愚卻永不能剷除。
Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.
23 對你羊群的情況,應加注意;對你的家畜,應常留心照料;
Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?
25 割去了乾草,青草又叢生;山間的野草,也收集起來;
Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden.
De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.
Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden.