< 箴言 22 >
De naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud.
Rijken en armen ontmoeten elkander; de HEERE heeft hen allen gemaakt.
3 精明人遇見災禍,即行隱避;無知者反向前走,自招損害。
Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
4 謙卑的賞報,是敬畏上主,是享有財富、尊榮和生命。
Het loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven.
5 邪惡者的路上,滿佈荊棘羅網;潔身自愛的人,必能遠而避之。
Doornen en strikken zijn in den weg des verkeerden; die zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken.
Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken.
De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht.
8 播種邪惡的,必收穫災禍;他辛苦工作,必全屬徒然。
Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen.
9 目光慈祥的,必蒙受祝福,因他將食糧,施捨給狂人。
Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven.
10 趕走了狂人,就除了爭執;爭訟與侮辱,亦相繼止息。
Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden.
11 純潔的心靈,是上主所愛;優雅的唇舌,是君王所悅。
Die de reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens vriend is de koning.
12 上主的眼目,常衛護知識;敗類的言論,必加以毀滅。
De ogen des HEEREN bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen zal Hij omkeren.
13 只有懶人說:「外面有獅子,在街市之中,我會被吞噬。」
De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden!
14 淫婦們的口,實是個深坑;上主惱怒的,必墮入其中。
De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.
De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.
16 欺壓窮人,是使他致富;饋贈富者,是使他貧窮。
Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.
17 你應當傾聽智者的訓言,應專心致意領會我的知識。
Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.
19 為使你的信賴全托於上主,我今日特將道路指示給你。
Opdat uw vertrouwen op den HEERE zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.
Heb ik u niet heerlijke dingen geschreven van allerlei raad en wetenschap?
Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden.
22 你不可因為人窮而剝削窮人,亦不可在城門口欺壓弱小者;
Beroof den arme niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige niet in de poort.
23 因為他們的案件,上主必予以辯護;凡剝奪他們的人,上主必討其生命。
Want de HEERE zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel roven.
24 易怒的人,不可與他交結,暴躁的人,不要與他往來,
Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;
Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt.
Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
27 免得你沒有什麼償還時,連你的床榻也被人奪走。
Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen?
Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben.
29 你曾見過辦事能幹的人嗎﹖他必侍立在君王面前,決不侍立在庸人面前。
Hebt gij een man gezien, die vaardig in zijn werk is? Hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden; voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij niet gesteld worden.