< 箴言 18 >
Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid.
De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt.
Als de goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande versmaadheid.
4 哲人口中的言語有如深水,又如洶湧的溪流,生命的泉源。
De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid is een uitstortende beek.
Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen.
6 愚人的唇舌,常引起爭端;愚人的口舌,常自招責打。
De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.
7 愚人的舌,使自己喪亡;他的嘴唇,是害己的陷阱。
De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel.
8 進讒者的話,如可口美味,能深深透入肺腑的深處。
De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks.
Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger.
10 上主的名號,是堅固保壘;義人投入內,必得享安全。
De Naam des HEEREN is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden.
11 富人的財產,是他的堅城;在他意想中,像座高牆垣。
Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding.
Voor de verbreking zal des mensen hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor de eer.
Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande.
14 剛毅的精神,能忍受病苦;精神萎靡,有誰能支持﹖
De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal dien opheffen?
15 明智人的心,必獲得學問;智慧人的耳,必探求知識。
Het hart der verstandigen bekomt wetenschap, en het oor der wijzen zoekt wetenschap.
De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten.
Die de eerste is in zijn twistzaak, schijnt rechtvaardig te zijn; maar zijn naaste komt, en hij onderzoekt hem.
Het lot doet de geschillen ophouden, en maakt scheiding tussen machtigen.
19 兄弟若不和,比堅城還難攻克;他們的爭辯,有如碉堡的門閂。
Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad; en de geschillen zijn als een grendel van een paleis.
20 人必以口中果實充滿肚腹,必飽嘗自己唇舌的出產。
Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden; hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen.
21 死亡和生命,全在乎唇舌;放縱唇舌的,必自食其果。
Dood en leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar vrucht eten.
Die een vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden, en hij heeft welgevallen getrokken van den HEERE.
De arme spreekt smekingen; maar de rijke antwoordt harde dingen.
24 交朋友過多,必會有損害;但有些朋友,遠勝親兄弟。
Een man, die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden; want er is een liefhebber, die meer aankleeft dan een broeder.