< 馬太福音 25 >
1 ,天國好比十個童女,拿著自己的燈,出去迎接新郎。
Dan zal het rijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, die haar lampen namen, om den bruidegom tegemoet te gaan.
Vijf van haar waren dwaas, en vijf waren wijs.
De dwaze namen wel haar lampen mee, doch geen olie.
Maar de wijze namen met haar lampen ook olie in haar kruiken mee.
Toen nu de bruidegom toefde, werden ze slaperig en sluimerden allemaal in.
Maar midden in de nacht werd er geroepen: Ziet, de bruidegom komt; gaat naar buiten, hem te gemoet.
Toen stonden al die maagden op, en brachten haar lampen in orde.
8 糊塗的對明智的說:把妳們的油,分些給我們吧!因為我們的燈快要滅了!
Nu zeiden de dwaze tot de wijze: Geeft ons wat van uw olie; want onze lampen gaan uit.
9 明智的答說:怕為我各妳們都不夠,更好妳們到賣油的那裏去,為自己買吧!
De wijze gaven ten antwoord: Neen, dan is er misschien niet genoeg voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers, en koopt voor uzelf.
10 好們去買的時候,新郎到了,那準備好了的,就同他進去,共赴婚宴;門遂關上了。
Maar terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en zij die gereed waren, gingen met hem ter bruiloft in; en de deur werd gesloten.
11 末後,其餘的童女也來了,說:主啊!主啊!給我們開門吧!
Later kwamen ook de andere maagden, en zeiden: Heer, heer, doe ons open.
Maar hij antwoordde: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet.
13 所以你們該醒寤,因為你們不知道那日子,也不知道那時辰。
Waakt dus, want gij kent dag noch uur.
14 天國又如一個要遠行的人,將自己的僕人叫來,把財產托付給他們:
Het gaat er mee als met een mens, die naar het buitenland vertrok, zijn dienaars riep, en hun zijn bezittingen overdroeg.
15 按照他們的才能,一個給了五個「塔冷通」,一個給了二個,一個給了一個;然後動身走了。
En aan den één gaf hij vijf talenten, den ander twee, een derde één; ieder volgens zijn bekwaamheid. Toen ging hij op reis.
16 那領了五個「塔冷通」的,立刻去用來營業,另外賺了五個。
Die nu de vijf talenten had ontvangen, ging aanstonds heen, dreef er handel mee. en won er vijf andere bij.
Zo ook won hij, die er twee had ontvangen, er nog twee andere bij.
18 那領了一個的,卻去掘開地,把主人的銀子藏了。
Maar die er één had ontvangen, ging heen, maakte een kuil in de grond, en verborg het geld van zijn heer.
Na lange tijd kwam de heer van die dienaars terug, en rekende met hen af.
20 那領了五個「塔冷通」的前來,呈上另外五個「塔冷通」說:主啊!你曾交給我五個「塔冷通」,看,我賺了另外五個「塔冷通」。
En hij, die de vijf talenten had ontvangen, trad naar voren, bracht nog vijf andere talenten, en zeide: Heer, vijf talenten hebt ge mij gegeven; zie, nog vijf heb ik er bijgewonnen.
21 主人對他說:好!善良忠信的僕人,你既在少許事上忠信,我必委派你營理許多大事:進入你主人的福樂吧!
Zijn meester sprak tot hem: Heel best, goede en trouwe knecht; over weinig zijt ge getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga binnen in de vreugde uws heren.
22 那領了二個「塔冷通」的也前來說:主啊!你曾交給我兩個「塔冷通」,看,我賺了另外兩個「塔冷通」。
Ook hij, die de twee talenten had ontvangen, trad naar voren, en zeide: Heer, twee talenten hebt ge mij gegeven: zie, nog twee heb ik er bijgewonnen.
23 主人對他說:好!善良忠信的僕人,你既在少許事上忠信,我必委派你營理理許多大事:進入你主人的福樂吧!
Zijn meester sprak tot hem: Heel best, goede en trouwe knecht; over weinig zijt ge getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga binnen in de vreugde uws heren.
24 隨後那領了一個「塔冷通」的也前來說:主啊!我原知道你是個刻薄的人,在你沒有下種的地方收割,在你沒有散布的地方聚斂。
Nu trad ook hij naar voren, die het éne talent had ontvangen. Hij zeide: Heer, ik weet, dat ge een streng man zijt; ge maait, waar ge niet hebt gezaaid, en oogst, waar ge niet hebt uitgestrooid.
25 因為我害怕,所以我去把你的「塔冷通」藏下地下;看,你的仍還給你。
Ik was dus bang, en ben uw talent in de grond gaan begraven; zie, daar hebt ge het uwe terug.
26 主人回答說:可惡懶惰的僕人!你既知道:我在沒有下種的地方收割,在沒有敵布的地方聚斂;
Maar zijn meester antwoordde hem: Gij slechte en luie knecht; ge wist dat ik maai, waar ik niet heb gezaaid, en dat ik oogst, waar ik niet heb uitgestrooid.
27 那麼,你就該把我銀子,交給錢莊裏的人,待我回來時,把我的連本帶利回。
Ge hadt dus mijn geld bij de wisselaars moeten beleggen; dan zou ik het bij mijn komst met rente hebben teruggekregen.
28 所以,你們這個「塔冷通」從他手中奪過來,給那有了十個「塔冷通」的,
Neemt dus het talent van hem af, en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft.
29 因為凡是有的,還要給他,叫他富裕;那沒有的,連他所有的,也要由他手中奪去。
Want wie heeft, aan hem zal worden gegeven, en hij zal overvloed hebben; maar wie niet heeft, hem zal ook nog ontnomen worden wat hij bezit.
30 至於這無用的僕人,你們把他丟在外面的黑暗中,在那裏必有哀號和切齒。
Werpt den onbruikbaren knecht naar buiten de duisternis in; daar zal geween zijn, en gekners der tanden.
31 當人子在自己的光榮中,與眾天使一同降來時,那時,衪要坐在光榮的寶座上,
Wanneer dan de Mensenzoon in zijn heerlijkheid komt, en alle engelen met Hem, zal Hij plaats nemen op de troon zijner majesteit.
32 一切民族,都要聚在衪面前;衪要把他們彼此分開如同牧人分開綿羊和山羊一樣。
En alle volkeren zullen vóór Hem worden vergaderd: maar Hij zal ze van elkander scheiden, zoals een herder scheiding maakt tussen schapen en bokken.
En de schapen zal Hij aan zijn rechterhand plaatsen, de bokken aan zijn linkerhand.
34 那時,君王要對那些在衪右邊的說:我父所祝福的,你們來吧!承受自創世以來,給你們預備了的國度吧!
Dan zal de Koning zeggen tot hen, die aan zijn rechterhand staan: Komt, gezegenden van mijn Vader; neemt bezit van het rijk, dat voor u is bereid van de grondvesting der wereld af.
35 因為我餓了,你們給了我吃的;我渴了,你們給了我喝的;我作客,你們收留了我;
Want Ik was hongerig, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik was dorstig, en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling, en gij naamt Mij op.
36 我赤身露體,你們給了我穿的;我患病,你們看顧了我;我在監裏,你們來探了我。
Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; ziek, en gij hebt Mij bezocht: in de gevangenis, en gij zijt Mij komen bezoeken.
37 那時,義人回答衪說:主啊!我們什麼時候見了你饑餓而供養了你,或口渴而給了你喝的?
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heer, wanneer zagen we U hongerig, en spijsden we U: of dorstig, en gaven we U te drinken?
38 我們什麼時候見了你作客,而收留了你,或赤身露體而給了你穿的?
Wanneer zagen we U als vreemdeling, en namen U op; of naakt, en hebben we U gekleed?
39 我們什麼時候見了你患病,或在監裏而來探望過你?
Of wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis, en zijn we tot U gekomen?
40 君王便回答他門說:我實在告訴你們:凡你們對我這些最小兄弟中的一個所做的,就是對我做的。
Dan zal de Koning hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: Wat gij voor één van mijn geringste broeders gedaan hebt, dat hebt gij voor Mij gedaan.
41 然後衪又對那些在衪左邊的說:可咒罵的,離開我,到那給魔鬼和他的使者預備的永火裏去吧! (aiōnios )
Maar dan zal Hij zeggen tot hen, die aan de linkerhand staan: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat bereid is voor den duivel en zijn engelen. (aiōnios )
42 因為我餓了,你們沒有給我吃的;我渴了,你們沒有我喝的;
Want Ik was hongerig, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; dorstig, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven.
43 我作客,你你們沒有收留我;我赤身露身,你們沒有給我穿的;我患病或在監裏,你們沒有來探望我。
Ik was vreemdeling, en gij naamt Mij niet op; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht.
44 那時,他們也要回答說:主啊!我們幾時見了你飢餓,或口渴,或作客,或赤身露體,或有病,或坐監,而我們沒有給你效勞?
Dan zullen ook zij antwoorden: Heer, wanneer zagen we U hongerig of dorstig, vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hielpen we U niet?
45 那時君王回答們們說:我實在告訴你們:凡你們沒有給這些最小中的一個所做的,便是沒有給我做。
Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u; wat gij niet hebt gedaan voor één van deze geringsten, dat hebt gij ook voor Mij niet gedaan.
46 這些人要進入永罰,而那些義人卻要進入求生。」 (aiōnios )
Dan zullen zij gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios )