< 約伯記 5 >
1 任你呼求,看有誰答應你﹖諸聖者中,看你轉向那一位﹖
Roep maar: er is niemand, die u antwoord geeft; Tot wien van de heiligen wilt ge u wenden?
Het is dus de wrevel, die den dwaas vermoordt, De gramschap doodt dus den zot.
Ik heb den dwaas wel wortel zien schieten, Maar plotseling verrotte zijn akker;
4 他的子女,無人支援,在城門前被踐踏,無人救護。
Zijn kinderen werden van hulp verstoken, Reddeloos vertrapt in de poort;
5 他們收穫的,飢餓者來吃;且將剩餘的,搶去儲存;他們的財富,為口渴者喝盡。
Wat zij hebben geoogst, eet een hongerige op, En de dorstige rooft en drinkt de melk van hun kudde
Want het kwaad schiet niet op uit het stof, En de rampspoed ontspruit uit de aarde niet:
Maar het is de mens, die zichzelf de rampspoed verwekt, Zoals de vonken naar boven spatten!
Ik, ik wend mij tot God, En leg mijn zaak aan de Godheid voor:
9 他所作的大事,高深莫測;他所行的奇事,不可勝數:
Hij, die grootse en ondoorgrondelijke dingen wrocht En ontelbare wonderen;
Die regen over de aarde zendt, En water over de velden giet;
Die de nederigen op de hoogte verheft, En treurenden het hoogste geluk doet smaken.
Die de plannen der sluwen verijdelt, Zodat hun handen de ontwerpen niet ten uitvoer brengen;
13 以智者的計謀捕捉智者,使奸猾人的策畫即時成空;
Die de wijzen vangt in hun eigen list, Zodat de toeleg der slimmen mislukt,
En midden op de dag zij op duisternis stuiten, En rondtasten op klaarlichte dag, zoals in de nacht;
15 他搭救被剝削者脫離人口,挽救窮人擺脫強暴的手。
Maar die de geplaagden redt uit hun hand, Den arme uit de greep van den sterke:
Zodat er weer hoop voor den zwakke is, En het onrecht de mond sluit.
17 的確,天主所懲戒的人是有福的:全能者的訓戒,你不可忽視。
Gelukkig, gij mens, dien God kastijdt: Versmaad dus de straf van den Almachtige niet!
18 因為他打傷了,而又包紮傷口;他擊碎了,而又親手治療。
Want Hij wondt, maar verbindt, Hij kwetst, maar zijn handen genezen.
19 你六次遭難,他次次拯救;到第七次,災難不會臨於你。
Uit zes noden zal Hij u redden, En in de zevende treft u geen kwaad:
20 饑饉中,他必救你不死;戰爭中,必使你得免刀劍。
In hongersnood redt Hij u van de dood, In de oorlog uit de greep van het zwaard;
21 唇槍舌劍,你必能躲藏;大難來臨,你不必張惶;
Gij zijt veilig voor de gesel der tong, Zonder vrees voor het dreigend geweld.
22 對大難和饑荒,你可置之一笑;對地上的野獸,也不用驚惶。
Met geweld en gebrek zult ge lachen, Voor wilde beesten niet vrezen:
23 你將與田野的頑石立約,曠野的猛獸必與你和好。
Want ge hebt een verbond met de stenen op het veld, En het wild gedierte leeft in vriendschap met u
24 你將見到你的帳幕平安無恙,察看羊欄時,一無所失。
Dan weet ge, dat uw tent in vrede is, Ge niets vermist, als ge uw woning doorzoekt;
Dan weet ge, dat uw nageslacht talrijk zal zijn, Uw spruiten als het gras op het veld.
Eerst in uw ouderdom daalt ge ten grave, Zoals de schoof wordt binnengehaald, als het tijd is!
27 看,這是我們所觀察的真理,你若細聽,自會獲益良多。
Zie, dit hebben we nagespeurd, en zó is het; Luister er naar, en neem het ter harte!