< 約伯記 33 >
Luister nu, Job, naar mijn rede, En leen het oor aan heel mijn betoog.
Zie, ik heb mijn mond geopend, Mijn tong in mijn gehemelte spreekt;
3 我的話是出於正直的心,我的唇舌要清楚說明真理。
Mijn hart stort woorden van wijsheid uit, Mijn lippen verkonden duidelijke taal!
De geest van God heeft mij gemaakt, De adem van den Almachtige mij het leven geschonken;
Antwoord mij dus, zo ge kunt; Houd u gereed, stel u tegen mij op!
6 看,我與你在天主前都是一樣,我也是用泥土造成的。
Ik ben dus voor God aan u gelijk, Ook ik ben gekneed uit leem:
7 所以我的威嚇不會使你恐怖,我的手也不會重壓在你身上。
Dus behoeft u geen vrees voor mij te verschrikken Mijn hand niet zwaar u te drukken.
Ge hebt voor mijn eigen oren verklaard, En ik heb uw woorden verstaan:
"Ik ben rein, zonder zonde, Ik ben zuiver, op mij rust geen schuld!"
"Toch vindt Hij klachten tegen mij, En behandelt mij als zijn vijand;
Hij steekt mijn voeten in het blok, Bespiedt al mijn gangen.
12 我答覆你說:你這話說的不對,因為天主遠超世人。
Zie, als ik roep, antwoordt Hij niet Want God is groter dan een mens!"
Hoe hebt ge Hem durven verwijten, Dat Hij op geen van uw woorden antwoord geeft?
14 原來天主用一種方法向人講話,人若不理會,他再用另一種方法:
Het is, omdat God slechts eenmaal spreekt, En het geen tweede keer herhaalt:
15 天主有時藉夢和夜間的異像,當人躺在床上沉睡的時候,
In een droom, in een nachtelijk visioen In de sluimering op de sponde.
Dan opent Hij het oor van de mensen, En verschrikt hen door zijn visioenen,
Om den mens van trots te weerhouden, Den man voor hoogmoed te behoeden;
Om zo zijn ziel voor de groeve te bewaren, Zijn leven voor de gang naar het graf.
19 天主也有時懲罰人在床上受痛苦,使他的骨頭不斷的刺痛,
Dan kastijdt Hij hem door smart op zijn sponde, Door een koorts in zijn beenderen zonder eind,
Zodat zijn leven van het brood gaat walgen, Zijn ziel van de begeerlijkste spijs;
21 他身上的肉已消逝不見,他枯瘦的骨頭,已開始外露。
Zijn vlees slinkt zienderogen weg, Zijn gebeente, eens onzichtbaar, ligt bloot.
22 他的靈魂已臨近墓穴,他的生命已接近死亡之所。
Maar zelfs als zijn ziel het graf al nabij is, Zijn leven het oord van de doden: Zo hij besluit in zijn hart, zich tot God te keren En hij zijn dwaasheid erkent:
23 一千天使中,若有一個在他身傍,作他的代言人,提醒他應行的義務,
Dan treedt er voor hem een engel op, Een tolk, een uit de duizend. Dan wijst hij den mens op zijn plicht,
24 且憐憫那人,為他轉求說:「求你拯救他,以免陷於陰府,因為我已找到了贖金。」
Ontfermt zich zijner, en spreekt: Laat hem toch niet in de groeve dalen, Ik heb zijn losprijs gevonden
25 他的肉身比少年人的肉身必更健美,他的青春歲月又恢復了。
Zijn vlees worde frisser dan in zijn jeugd, Hij kere tot zijn jonkheid terug!
26 他祈求天主,必獲得悅納。他必歡樂得見天主的儀容,天主也必恢復他的正義。
Dan laat God Zich verbidden; genadig neemt Hij hem aan, Doet hem zijn aanschijn met jubel aanschouwen, En schenkt den mens zijn gerechtigheid terug.
27 那時,他將在人前重述所經歷的事說:「我犯了罪,顛倒了是非,但他沒有照我的罪罰我。
Dan juicht hij het uit voor de mensen, en zegt: Ik heb gezondigd, het recht verdraaid, Maar Hij heeft het niet op mij gewroken!
Zo behoedt Hij zijn ziel voor de gang naar het graf, En verlustigt zijn leven zich in het licht!
Zie, dit alles doet God Tweemaal, driemaal met een mens:
Hij brengt zijn leven terug van het graf, En bestraalt hem met het levenslicht!
Luister dus, Job, en hoor naar mij; Zwijg stil, en laat het spreken aan mij.
32 你若有話說,請即回覆我,你儘管說,因為我願聽你的理。
Hebt ge dan iets te zeggen, antwoord mij; Spreek dan, want ik geef u gaarne gelijk.
Zo niet, luister naar mij, En zwijg, ik zal u wijsheid leren!