< 約伯記 23 >
Maar Job antwoordde en zeide:
2 直到今天,我還是痛苦的哀訴,他沉重的手掌,使我不得不呻吟。
Ook heden is mijn klacht wederspannigheid; mijn plage is zwaar boven mijn zuchten.
Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen;
Ik zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen vervullen.
Ik zou de redenen weten, die Hij mij antwoorden zou; en verstaan, wat Hij mij zeggen zou.
Zou Hij naar de grootheid Zijner macht met mij twisten? Neen; maar Hij zou acht op mij slaan.
7 如此,他會分辨出同他爭論的是個正直人,也許我可永久不再受裁判!
Daar zou de oprechte met Hem pleiten; en ik zou mij in eeuwigheid van mijn Rechter vrijmaken.
8 可是我往東行,他不在那裏;我往西行,也找不到他;
Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet.
Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet.
10 他洞悉我所有的行動。他若試驗我,我必如純金出現。
Doch Hij kent den weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen.
11 我的腳緊隨著他的足跡,謹守他的道,總沒有偏離。
Aan Zijn gang heeft mijn voet vastgehouden; Zijn weg heb ik bewaard, en ben niet afgeweken.
12 他所發的命令,我總沒有違背;他口中的訓言,我常保存在心中。
Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
13 但他所決定的,誰能變更﹖他所樂意的,必要實行。
Maar is Hij tegen iemand, wie zal dan Hem afkeren? Wat Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen.
14 他為我注定的,必要完成;類似的事,還有很多。
Want Hij zal volbrengen, dat over mij bescheiden is; en diergelijke dingen zijn er vele bij Hem.
Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; aanmerk het, en vrees voor Hem;
Want God heeft mijn hart week gemaakt, en de Almachtige heeft mij beroerd;
17 因為我雖面臨黑暗,幽暗雖遮蓋我的面,我仍不喪氣。
Omdat ik niet uitgedelgd ben voor de duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid bedekt heeft.