< 約伯記 23 >
Job antwoordde, en sprak:
2 直到今天,我還是痛苦的哀訴,他沉重的手掌,使我不得不呻吟。
Al weer heet mijn klagen verzet: Maar zijn hand dwingt mij tot zuchten!
Ach, dat ik Hem vinden kon, En voor zijn troon kon verschijnen!
Dan zette ik Hem mijn zaak uiteen, En vulde mijn mond met bewijzen;
Dan kende ik de woorden, waarmee Hij mij antwoordt, Vernam ik, wat Hij mij zegt.
Zou Hij zijn macht in het geding moeten brengen? Neen, als Hij slechts naar mij hoorde!
7 如此,他會分辨出同他爭論的是個正直人,也許我可永久不再受裁判!
Dan zou Hij bemerken dat er bij Hem een onschuldige pleit, En ik was voorgoed van mijn Rechter bevrijd!
8 可是我往東行,他不在那裏;我往西行,也找不到他;
Maar ga ik naar het oosten, Hij is er niet, Of naar het westen, ik bespeur Hem niet;
Ik zoek Hem ten noorden, ik vind Hem niet, Wend mij naar het zuiden, ik zie Hem niet.
10 他洞悉我所有的行動。他若試驗我,我必如純金出現。
Het is, omdat Hij mijn wandel kent Omdat ik als goud te voorschijn zou treden, als Hij mij toetst:
11 我的腳緊隨著他的足跡,謹守他的道,總沒有偏離。
Want mijn voet bleef steeds in zijn spoor, Ik hield zijn pad, en verliet het nooit!
12 他所發的命令,我總沒有違背;他口中的訓言,我常保存在心中。
Van het bevel zijner lippen week ik niet af, Het woord van zijn mond heb ik in mijn boezem bewaard:
13 但他所決定的,誰能變更﹖他所樂意的,必要實行。
Maar wil Hij iets, wie kan Hem beletten, Begeert Hij iets, Hij voert het uit!
14 他為我注定的,必要完成;類似的事,還有很多。
Ja, Hij volbrengt, wat Hij over mij heeft besloten, Met al het andere, wat Hij heeft beschikt:
En daarom ben ik voor Hem zo bang, Sidder ik, als ik aan Hem denk.
Het is God, die mijn hart murw heeft geslagen, De Almachtige, die mij verschrikt;
17 因為我雖面臨黑暗,幽暗雖遮蓋我的面,我仍不喪氣。
Neen, niet door de duisternis ben ik ontsteld Niet door het donker, dat mijn gelaat bedekt!