< 約伯記 21 >
Job antwoordde, en sprak:
2 你們且聽一聽我的話! 這也算是你們給我的安慰。
Luistert aandachtig naar wat ik ga zeggen; En dat uw troost zich daartoe bepale!
Laat mij uitspreken op mijn beurt, Wanneer ik klaar ben, kunt ge spotten!
Heb ik me soms over mensen beklaagd, Of heb ik geen grond, om mismoedig te zijn?
Ziet mij aan, en staat verstomd, En legt uw hand op de mond!
Wanneer ik er aan denk, sta ik verbijsterd, En huivert mijn vlees:
"Waarom blijven de bozen in leven Worden zij oud en groeien in kracht?"
Hun kroost gedijt voor hun aanschijn, Hun geslacht houdt stand voor hun ogen;
9 他們的住宅平安,無所畏懼,天主的棍杖也不加在他們身上。
Hun huizen zijn veilig en zonder vrees, Gods roede valt er niet op neer.
10 他們的公牛交尾,無不成功;母牛產子,決無流產。
Hun stier bespringt en bevrucht, Hun koeien kalven en hebben geen misdracht;
Als een kudde laten ze hun jongens naar buiten, En hun kinderen springen rond.
Ze zingen bij pauken en citer, Vermaken zich bij de tonen der fluit;
13 他們幸福地度過天年,平安地降入陰府。 (Sheol )
Ze slijten hun dagen in weelde, En dalen in vrede ten grave. (Sheol )
14 但他們曾向天主說:「離開我們! 我們不願知道你的道路。
Toch zeggen ze tot God: Blijf verre van ons, We willen uw wegen niet kennen!
15 全能者是誰,竟叫我們事奉他﹖我們祈求他有什麼好處﹖」
Wat is de Almachtige, dat we Hem zouden dienen; Wat baat het ons, te smeken tot Hem?
16 看啊! 他們的幸福,豈不在他們掌握中﹖惡人的思想豈不離他很遠﹖
Ligt hun geluk niet in hun eigen hand, Bemoeit Hij Zich wel met de plannen der bozen?
17 惡人的燈有多少次熄滅過﹖災禍有多少次降在他們身上﹖天主何嘗因忿怒而消滅他們﹖
Hoe dikwijls gaat de lamp der bozen wel uit, En stort er rampspoed op hen neer? Hoe dikwijls vernielt Hij de slechten in zijn toorn, Grijpen de weeën hen aan in zijn gramschap;
18 使他們好像被風吹的碎湝﹖好像被暴風捲去的糠秕﹖
Worden zij als stro voor de wind, Als kaf, opgejaagd door de storm?
19 難道天主要向他的兒子討罪債﹖其實應向他本人報復,叫他覺悟!
Gij zegt: God wreekt zijn misdaad op zijn kinderen, En zal hem zo zijn wraak laten voelen!
20 叫他親眼看見自己的毀滅,親自飲下全能者的義怒之杯。
Maar zijn eigen ogen moesten zijn rampspoed aanschouwen, Zelf moest hij de toorn van den Almachtige drinken!
21 他既逝去,他本人的歲月已絕,他的家庭對他還有什麼相干﹖
Want wat bekommert hij zich om zijn gezin na zijn dood, Wanneer het getal zijner maanden ten einde is?
Zou men soms God de les willen lezen, Hij, die de hemelingen richt?
En de een gaat dood, geheel voldaan, Volkomen gelukkig en rustig,
Zijn lenden vol vet, Het merg in zijn beenderen nog fris.
De ander sterft met een verbitterd gemoed, Zonder ooit het geluk te hebben gesmaakt!
Tezamen liggen ze neer in het stof, Door de wormen bedekt!
Zeker, ik ken uw gedachten, En de bedenkingen, die gij tegen mij aanvoert;
28 你們要問:「霸王的家在那裏﹖惡人住的帳幕在何處﹖」
Gij zegt: "Waar is het huis van den tyran, Waar de tent, waar de bozen in wonen?"
29 你們怎麼不問過路的人﹖難道你們不承認他們的證據﹖
Hebt gij de reizigers dan nooit ondervraagd, Of aanvaardt gij hun getuigenis niet:
30 「惡人在毀滅之日不受害,在憤怒之日會得救。」
"De boze blijft gespaard op de dag van verderf, En ontsnapt op de dag van de gramschap!"
31 他的動作,誰敢當面指摘﹖他的行為,誰能報復﹖
Wie houdt hem zijn wandel voor ogen, Wie zet hem betaald wat hij deed?
Hij wordt ten grave gedragen, En een tombe houdt er de wacht.
33 谷中的土壤,他感覺甘美;眾人都跟他而去,但在他前面的人,更不可勝數。
Zacht ligt hij neer Op de kluiten in het dal; Heel de wereld trekt achter hem aan, Talloos velen lopen uit voor zijn stoet.
34 你們為何說空話來安慰我﹖你們的答話顯然只是欺詐!
Wat is uw vertroosting dus schraal, Uw antwoord anders dan leugens!