< 約伯記 18 >
Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:
2 你到何時纔停止講話﹖你且留心,也讓我們說幾句話。
Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.
Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen?
4 因了你的憤怒,你必粉身碎骨! 為了你,難道大地要被遺棄,盤石要轉離原處﹖
O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?
Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren.
Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden.
7 他強健的腳步要躊躇不前,他的計謀必使自己顛仆。
De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen.
Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen.
De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen.
10 絆住他的繩索埋藏在地下,捉他的陷阱暗設在途中。
Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad.
De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.
Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde.
De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.
14 他必由所仰仗的帳幕中被拖出,被引到可怕的君王面前。
Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.
15 魑魅要住在他的帳幕中,硫磺散步在他的居所之上。
Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.
Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.
17 他的紀念必由地上消滅,他的名字必不傳於街市。
Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.
Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen.
19 他在本族中無子無孫,在他寄居之地沒有留下一人。
Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn.
20 他的末日,西方人都為之驚訝,東方人都為之恐怖。
Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.
21 的確,這就是惡人的結局,這就是不認識天主者的境遇。
Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God niet kent.