< 耶利米書 18 >
Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, zeggende:
2 「起來,下到陶工家裏去,在那裏我要讓你聽到我的話」。
Maak u op, en ga af in het huis des pottenbakkers, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen.
Zo ging ik af in het huis des pottenbakkers; en ziet, hij maakte een werk op de schijven.
4 陶工用泥做的器皿,若在他手中壞了,他便再做,或做成另一個器皿,全隨陶工的意思去做。
En het vat, dat hij maakte, werd verdorven, als leem, in de hand des pottenbakkers; toen maakte hij daarvan weder een ander vat, gelijk als het recht was in de ogen des pottenbakkers te maken.
Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
6 「以色列家,我豈不能像這陶工一樣對待你們﹖──上主的斷語──以色列家! 看,你們在我手中,就像泥土在陶工手中一樣。
Zal Ik ulieden niet kunnen doen, gelijk deze pottenbakker, o huis Israels? spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem in de hand des pottenbakkers, alzo zijt gijlieden in Mijn hand, o huis Israels!
7 我一時可對一個民族,或如同國家,決意要拔除,要毀壞,要消滅;
In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en afbreken, en verdoen;
8 但是我要打擊的民族,若離棄自己的邪惡,我也反悔,不再給他降原定的災禍。
Maar indien datzelve volk, over hetwelk Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert, zo zal Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik hetzelve gedacht te doen.
9 或者,我一時想對一個民族或一個國家,決意要建設,要栽培,
Ook zal Ik in een ogenblik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en planten;
10 但若她行我不喜歡的事,不聽從我的聲音,我也要反悔,不再給她許過的恩惠。
Maar indien het doet, dat kwaad is in Mijn ogen, dat het naar Mijn stem niet hoort, zo zal Ik berouw hebben over het goede, met hetwelk Ik gezegd had hetzelve te zullen weldoen.
11 現在你可告訴猶大人和耶路撒冷的居民說:上主這樣說:看,我已給你們安排了災禍,定了懲罰你們的計劃,希望你們每人離棄自己的邪道,改善自己的途徑和作為」。
Nu dan, spreek nu tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik formeer een kwaad tegen ulieden, en denk tegen ulieden een gedachte; zo bekeert u nu, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw wegen en uw handelingen goed.
12 他們反倒答說:「已沒有希望弓! 因為我們願隨從自己的計謀,各按自己頑固的惡意行事」。
Doch zij zeggen: Het is buiten hoop; maar wij zullen naar onze gedachten wandelen, en wij zullen doen, een iegelijk het goeddunken van zijn boos hart.
13 為此上主這樣說:「你們可到各民族去詢問:有誰聽到了像這樣的事﹖以色列處女做出了極可憎的事。
Daarom, zo zegt de HEERE: Vraagt nu onder de heidenen; wie heeft alzulks gehoord? De jonkvrouw Israels doet een zeer afschuwelijke zaak.
14 黎巴嫩山巔的巖石豈能缺少積雪﹖叢山間湧流的冰泉,豈能涸竭﹖
Zal men ook om een rotssteen des velds verlaten de sneeuw van Libanon? Zullen ook de vreemde, koude, vlietende wateren verlaten worden?
15 但我的人民卻忘掉了我,向「虛無」獻香,滑出了自己的正道,離開舊日的行徑,而走上了小道,不平坦的路,
Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken der ijdelheid; want zij hebben hen doen aanstoten op hun wegen, op de oude paden, opdat zij mochten wandelen in stegen van een weg, die niet opgehoogd is;
16 使自己的地域變為驚愕的原因,取笑的目標;凡經過這 中2 的人,莫不驚異搖首。
Om hun land te stellen tot een ontzetting, tot eeuwige aanfluitingen; al wie daar voorbijgaat, zal zich ontzetten, en met zijn hoofd schudden.
17 我必像一陳東風在敵人面前將他們吹散;在他們滅亡之日,我必使你們只見我背,不見我面」。
Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht laten zien, ten dage huns verderfs.
18 他們說:「來,我們合謀陷害耶肋米亞! 因為沒有司祭,法律不會因此廢止;沒有智者,計謀不會因此缺乏;沒有先知,神諭不會因此斷絕。來,我們用舌頭評擊他,不注意他的一切 勸告」。
Toen zeiden zij: Komt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar enige zijner woorden!
HEERE! luister naar mij, en hoor naar de stem mijner twisters.
20 難道該以怨報德嗎﹖他們竟掘下陷阱來陷害我的生命! 望你記憶:我曾在你面前為他們求情,替他們挽回你的盛怒。
Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.
21 為此,你應使他們的子女遭受饑荒,任人屠殺;使他們的婦女喪予居寡,使他們的男人死於瘟疫,使他們的青年在戰埸上死於刀下。
Daarom, geef hun zonen den honger over, en doe ze wegvloeien door het geweld des zwaards, en laat hun vrouwen van kinderen beroofd en weduwen worden, en laat hun mannen door den dood omgebracht, en hun jongelingen met het zwaard geslagen worden in den strijd.
22 當你引匪隊突擊他們時,願從他們的屋裏可聽到哭聲,因為他們掘了陷阱捕捉我,在我腳下設下羅網。
Laat er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer Gij haastelijk een bende over hen zult brengen; dewijl zij een kuil gegraven hebben om mij te vangen, en strikken verborgen voor mijn voeten.
23 如同你,上主,你知道他們對我的一切計劃是要殺害我;請你不要寬恕他們的過惡,不要由你面前抹去他們的過惡,務使他們倒仆在你面前;在你發怒時,求你報復他們。
Doch Gij, HEERE! weet al hun raad tegen mij ten dode; maak geen verzoening over hun ongerechtigheid, en delg hun zonde niet uit van voor Uw aangezicht; maar laat hen nedergeveld worden voor Uw aangezicht; handel alzo met hen, ten tijde Uws toorns.