< ᏉᎳ ᏓᏓᏏ ᎤᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 1 >
1 ᎠᏴ, ᏉᎳ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎩᏅᏏᏙᎯ, ᎠᎴ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᎩᏅᏏᏛ, ᎾᏍᎩᏯ ᎤᏃᎯᏳᏒ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏧᏑᏰᏛ, ᎠᎴ [ ᎾᏍᎩᏯ ] ᏗᏓᏂᎸᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎦᎾᏰᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᎩᏯ ᏥᎩ,
Paulus, een dienstknecht Gods, en een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods, en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is;
2 ᏧᎵᏠᏯᏍᏗ ᎤᏚᎩ ᎬᏗ ᎨᏒ ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏩᏛᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏞᏩᏥᎪᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏧᏚᎢᏍᏔᏁ ᎠᏏ ᎾᏓᎴᏂᏍᎬᎾ ᏥᎨᏎ ᎡᎶᎯ; (aiōnios )
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te Zijner tijd; (aiōnios )
3 ᎠᏎᏃ ᎾᎯᏳ ᎠᏎᎸᎯ ᎨᏒ ᎬᏂᎨᏒ ᏄᏩᏁᎴ ᎤᏤᎵ ᎧᏃᎮᏛ ᎤᏮᏔᏁ ᎠᎵᏥᏙᏗ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᎥᏆᎨᏅᏛᎯ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩᏯ ᎤᏁᏨ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎩᏍᏕᎵᏍᎩ;
Namelijk Zijn Woord, door de prediking, die mij toebetrouwd is, naar het bevel van God, onze Zaligmaker; aan Titus, mijn oprechte zoon, naar het gemeen geloof:
4 ᏫᎬᏲᏪᎳᏏ, ᏓᏓᏏ, ᎠᏇᏥᏯᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎾᏂᎥ ᎠᏃᎯᏳᎲᏍᎩ ᎤᏃᎯᏳᏒᎢ; ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ, ᎠᎴ ᎤᏓᏙᎵᏣᏛᎢ, ᎠᎴ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ, ᏅᏓᏳᎾᎵᏍᎪᎸᏔᏅᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏴᎵᎨᎢ, ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎢᎩᏍᏕᎵᏍᎩ, ᏕᏣᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎮᏍᏗ.
Genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker.
5 ᎯᎠ ᏅᏓᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎬᎩ ᏟᏗᏱ ᏨᏓᎬᏯᎧᎯᏴᎩ, ᎾᏍᎩ ᎣᏍᏛ ᎢᏨᏁᎵᏓᏍᏗᏱ ᎾᏍᎩ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎤᏃᏒᏅᎢ, ᎠᎴ ᏘᎪᏗᏱ ᏗᎨᎦᏁᎶᏗ ᏕᎦᏚᏩᏗᏒᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎢᏣᏛᏁᏗᏱ ᎬᏁᏤᎸᎢ;
Om die oorzaak heb ik u te Kreta gelaten, opdat gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt te recht brengen, en dat gij van stad tot stad zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb:
6 ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎪᎱᏍᏗ ᎾᎫᎢᏍᏛᎾ ᎨᏎᏍᏗ, ᏌᏉ ᎠᏓᏰᎮᏍᏗ, ᎠᏃᎯᏳᎲᏍᎩ ᏚᏪᎧᎮᏍᏗ ᏧᏪᏥ, ᏂᎨᏥᎳᏫᏎᎲᎾ ᏄᎾᏁᎸᎾ ᎤᎾᎴᏂᏙᎸᎢ, ᎠᎴ ᏂᏚᎾᏓᏁᎶᏛᎾ.
Indien iemand onberispelijk is, ener vrouwe man, gelovige kinderen hebbende, die niet te beschuldigen zijn van overdadigheid, of ongehoorzaam zijn.
7 ᎠᏥᎦᏘᏗᏍᏗᏰᏃ ᎪᎱᏍᏗ ᎾᎫᎢᏍᏛᎾ ᏱᎩ, ᎾᏍᎩᏯ ᎣᏍᏛ ᎢᏳᏩᎿᎭᏕᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵᎦ; ᎥᏝ ᎤᏩᏒ ᎠᏓᏅᏖᏍᎬ ᎤᏟ ᎤᏰᎸᎯ, ᎥᏝ ᎤᎿᎭᎸᏣᏘ, ᎥᏝ ᎩᎦᎨ-ᎠᏗᏔᏍᏗ ᎤᎦᎾᏏᏍᎩ, ᎥᏝ ᎠᏓᏛᏂᎯ, ᎥᏝ ᏧᎬᏩᎶᏗ ᎤᎬᎥᏍᎩ.
Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker;
8 ᎤᏓᏍᏆᏂᎪᏙᏗᏱᏍᎩᏂ ᎣᏏᏳ ᎤᏰᎸᎯ, ᎣᏍᏛ ᎨᏒ ᎤᎨᏳᎯ, ᎤᏴᏍᏕᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ, ᏚᏳᎪᏛ ᎢᏯᏛᏁᎯ, ᎾᏍᎦᏅᎾ, ᎤᎵᏏᎾᏍᏗ;
Maar die gaarne herbergt, die de goeden liefheeft, matig, rechtvaardig, heilig, kuis;
9 ᎠᏍᏓᏯ ᏧᏂᏴᎯ ᏄᏓᎵᏓᏍᏛᎾ ᎧᏃᎮᏛ ᎾᏍᎩᏯ ᎠᎨᏲᏅᎢ, ᎾᏍᎩ ᏅᏓᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏰᎵᏉ ᏗᎬᏩᏬᏁᏙᏗ ᎣᏍᏛ ᏗᏕᏲᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬᎢ; ᎠᎴ ᎬᏩᎾᏙᎯᏳᎾᏁᏗ ᎢᎬᏩᏁᏗ ᏗᏂᎦᏘᎴᎩ ᎨᏒᎢ.
Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te wederleggen.
10 ᎤᏂᏣᏔᏰᏃ ᏂᏚᎾᏓᏁᎶᏛᎾ, ᎠᏎᏉᏉ ᎠᏂᏬᏂᏍᎩ, ᎠᎴ ᎤᎾᏠᎾᏍᏗ, ᎨᎤᎬᏫᏳᎭ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏗᎨᏥᎤᏍᏕᏎᎸᎯ;
Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn;
11 ᎾᏍᎩ ᏗᏂᎰᎵ ᎠᏎ ᏗᎨᏥᏍᏚᏁᏗ, ᎾᏍᎩ ᎾᏂᎥ ᏏᏓᏁᎸᎯ ᎠᏁᎯ ᏗᏂᎦᏔᎲᏍᎩ, ᎾᏍᎩ ᏥᏓᎾᏕᏲᎲᏍᎦ ᏂᏚᏳᎪᏛᎾ ᏥᎩ ᏧᎾᏕᏲᏗᏱ, ᏧᎬᏩᎶᏗ ᎦᏓᎭ ᎤᏂᎬᎥᏍᎬ ᎢᏳᏍᏗ.
Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil.
12 ᎩᎶ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏅᏒᏉ ᎠᏁᎲ ᎡᎯ, ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ ᎤᏅᏒᏉ ᎤᎾᏤᎵᎦ, ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᏟᏗᏱ ᎠᏁᎯ ᎠᏂᏰᎪᎩ ᎨᏐ ᏂᎪᎯᎸᎢ, ᎤᏂᏲ ᎢᎾᎨ ᎠᏁᎯ, ᏧᏍᎦᏃᎸ ᏧᏂᏍᏉᎵᏱ.
Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De Kretensen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luie buiken.
13 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎢᎦᏪᏛ ᏥᎩ ᎤᎪᎯᏳᎭ. ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎠᏍᏓᏯ ᏕᎯᎬᏍᎪᎸᏅᎭ, ᎾᏍᎩ ᎤᎪᎸ ᏂᎨᏒᎾ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎤᏃᎯᏳᏒᎢ;
Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof.
14 ᏄᎾᎦᏌᏯᏍᏛᎾᏉ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎠᏂᏧᏏ ᎤᏂᏃᎮᎸᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏴᏫᏉ ᎾᏍᎩ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒ ᏗᏂᎪᎸᏍᎩ ᎤᏂᏁᏨᎯ.
En zich niet begeven tot Joodse fabelen, en geboden der mensen, die hen van de waarheid afkeren.
15 ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎤᎾᏓᏅᎦᎸᏛ ᎨᏒᎢ, ᏂᎦᏗᏳ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎤᎾᏓᏅᎦᎸᎡᎸᎯ ᎨᏐᎢ; ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ Ꮎ ᎦᏓᎭ ᎢᏳᎾᎵᏍᏔᏅᎯ ᎠᎴ ᏄᏃᎯᏳᏒᎾ, ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᎾᏓᏅᎦᎸᎡᎸᎯ ᏱᎨᏐᎢ; ᎾᏍᏉᏍᎩᏂ ᏚᎾᏓᏅᏛ ᎠᎴ ᏧᏄᎪᏙᏗᏱ ᎦᏓᎭ ᎢᏗᎬᏁᎸᎯ.
Alle dingen zijn wel rein den reinen, maar den bevlekten en ongelovigen is geen ding rein, maar beide hun verstand en geweten zijn bevlekt.
16 ᎬᏂᎨᏒ ᎾᏅᏁᎭ ᎠᏂᎦᏔᎯᏳ ᎨᏒ ᎤᏁᎳᏅᎯ; ᎠᏎᏃ ᏚᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᎢᎬᏩᏓᏱᎭ, ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᎭ ᎤᏂᏂᏆᏘᏍᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏃᎯᏳᎯᏍᏛ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ; ᎠᎴ ᏂᎦᎥ ᎣᏍᏛ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᎨᏥᏐᏅᎢᏍᏔᏅᎯ.
Zij belijden, dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ongeschikt.