Aionian Verses
Genesis 37:35
(parallel missing)
En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader. (Sheol )
Genesis 42:38
(parallel missing)
Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol )
Genesis 44:29
(parallel missing)
Indien gij nu dezen ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! (Sheol )
Genesis 44:31
(parallel missing)
Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol )
Numbers 16:30 (Numeri 16:30)
(parallel missing)
Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. (Sheol )
Numbers 16:33 (Numeri 16:33)
(parallel missing)
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. (Sheol )
Deuteronomy 32:22 (Deuteronomium 32:22)
(parallel missing)
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. (Sheol )
1 Samuel 2:6 (1 Samuël 2:6)
(parallel missing)
De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen. (Sheol )
2 Samuel 22:6 (2 Samuël 22:6)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. (Sheol )
1 Kings 2:6 (1 Koningen 2:6)
(parallel missing)
Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. (Sheol )
1 Kings 2:9 (1 Koningen 2:9)
(parallel missing)
Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. (Sheol )
Job 7:9
(parallel missing)
Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. (Sheol )
Job 11:8
(parallel missing)
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? (Sheol )
Job 14:13
(parallel missing)
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! (Sheol )
Job 17:13
(parallel missing)
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol )
Job 17:16
(parallel missing)
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. (Sheol )
Job 21:13
(parallel missing)
In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf. (Sheol )
Job 24:19
(parallel missing)
De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben. (Sheol )
Job 26:6
(parallel missing)
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol )
Psalms 6:5 (Psalmen 6:5)
(parallel missing)
Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol )
Psalms 9:17 (Psalmen 9:17)
(parallel missing)
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. (Sheol )
Psalms 16:10 (Psalmen 16:10)
(parallel missing)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. (Sheol )
Psalms 18:5 (Psalmen 18:5)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (Sheol )
Psalms 30:3 (Psalmen 30:3)
(parallel missing)
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol )
Psalms 31:17 (Psalmen 31:17)
(parallel missing)
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. (Sheol )
Psalms 49:14 (Psalmen 49:14)
(parallel missing)
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. (Sheol )
Psalms 49:15 (Psalmen 49:15)
(parallel missing)
Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. (Sela) (Sheol )
Psalms 55:15 (Psalmen 55:15)
(parallel missing)
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. (Sheol )
Psalms 86:13 (Psalmen 86:13)
(parallel missing)
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. (Sheol )
Psalms 88:3 (Psalmen 88:3)
(parallel missing)
Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. (Sheol )
Psalms 89:48 (Psalmen 89:48)
(parallel missing)
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? (Sela) (Sheol )
Psalms 116:3 (Psalmen 116:3)
(parallel missing)
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. (Sheol )
Psalms 139:8 (Psalmen 139:8)
(parallel missing)
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. (Sheol )
Psalms 141:7 (Psalmen 141:7)
(parallel missing)
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. (Sheol )
Proverbs 1:12 (Spreuken 1:12)
(parallel missing)
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol )
Proverbs 5:5 (Spreuken 5:5)
(parallel missing)
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. (Sheol )
Proverbs 7:27 (Spreuken 7:27)
(parallel missing)
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods. (Sheol )
Proverbs 9:18 (Spreuken 9:18)
(parallel missing)
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. (Sheol )
Proverbs 15:11 (Spreuken 15:11)
(parallel missing)
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen? (Sheol )
Proverbs 15:24 (Spreuken 15:24)
(parallel missing)
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. (Sheol )
Proverbs 23:14 (Spreuken 23:14)
(parallel missing)
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. (Sheol )
Proverbs 27:20 (Spreuken 27:20)
(parallel missing)
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol )
Proverbs 30:16 (Spreuken 30:16)
(parallel missing)
Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! (Sheol )
Ecclesiastes 9:10 (Prediker 9:10)
(parallel missing)
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. (Sheol )
Song of Solomon 8:6 (Hooglied 8:6)
(parallel missing)
Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (Sheol )
Isaiah 5:14 (Jesaja 5:14)
(parallel missing)
Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. (Sheol )
Isaiah 7:11 (Jesaja 7:11)
(parallel missing)
Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. (Sheol )
Isaiah 14:9 (Jesaja 14:9)
(parallel missing)
De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (Sheol )
Isaiah 14:11 (Jesaja 14:11)
(parallel missing)
Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (Sheol )
Isaiah 14:15 (Jesaja 14:15)
(parallel missing)
Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! (Sheol )
Isaiah 28:15 (Jesaja 28:15)
(parallel missing)
Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen. (Sheol )
Isaiah 28:18 (Jesaja 28:18)
(parallel missing)
En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden. (Sheol )
Isaiah 38:10 (Jesaja 38:10)
(parallel missing)
Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. (Sheol )
Isaiah 38:18 (Jesaja 38:18)
(parallel missing)
Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. (Sheol )
Isaiah 57:9 (Jesaja 57:9)
(parallel missing)
En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe. (Sheol )
Ezekiel 31:15 (Ezechiël 31:15)
(parallel missing)
Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. (Sheol )
Ezekiel 31:16 (Ezechiël 31:16)
(parallel missing)
Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde. (Sheol )
Ezekiel 31:17 (Ezechiël 31:17)
(parallel missing)
Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden. (Sheol )
Ezekiel 32:21 (Ezechiël 32:21)
(parallel missing)
De machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn nedergedaald, de onbesnedenen liggen er, verslagen van het zwaard; (Sheol )
Ezekiel 32:27 (Ezechiël 32:27)
(parallel missing)
Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. (Sheol )
Hosea 13:14
(parallel missing)
Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, (Sheol )
Amos 9:2
(parallel missing)
Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol )
Jonah 2:2 (Jona 2:2)
(parallel missing)
En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. (Sheol )
Habakkuk 2:5 (Habakuk 2:5)
(parallel missing)
En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken. (Sheol )
ᎠᏎᏃ ᎠᏴ ᎯᎠ ᏂᏨᏪᏎᎭ; ᎩᎶ ᏗᎾᏓᏅᏟ ᎠᏍᎦᎨᏍᏗ ᎪᎱᏍᏗ ᏄᏍᏛᏗᏍᎬᎾ ᎢᎨᏎᏍᏗ, ᎬᏩᏍᏛᏗᏍᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏗᏄᎪᏗᏍᎩᏱ; ᎩᎶᏃ ᏗᎾᏓᏅᏟ ᏂᏣᏓᏅᏛᎾ ᎢᎪᏎᎮᏍᏗ, ᏕᎦᎳᏫᎥ ᎬᏩᏍᏛᏗᏍᏗ ᎨᏎᏍᏗ; ᎩᎶᏃ ᏣᏁᎫ ᎢᎪᏎᎮᏍᏗ, ᎬᏩᏍᏛᏗᏍᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏨᏍᎩᏃ ᎠᏥᎸᏱ. (Geenna )
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. (Geenna )
ᎢᏳᏃ ᎯᎦᏙᎵ ᎯᎦᏘᏏ ᏕᏦᏕᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎭᏓᎦᏖᏙᎢᏍᎨᏍᏗ, ᎠᎴ ᏣᏕᎨᏍᏗ; ᎣᏏᏳᏰᏃ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᏌᏉᏉ ᏣᎵᎬᎭᎸᏛ ᏱᏣᏲᎱᏎᎭ, ᎠᏃ ᎤᏃᏍᏛ ᎯᏰᎸ ᏨᏍᎩᏃ ᏫᏰᏣᏓᎢᏁᎭ. (Geenna )
Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna )
ᎢᏳᏃ ᏦᏰᏂ ᎯᎦᏘᏏ ᏕᏦᏕᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎯᏍᏆᎵᏍᎨᏍᏗ, ᎠᎴ ᏣᏕᎨᏍᏗ; ᎣᏏᏳᏰᏃ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᏌᏉᏉ ᏣᎵᎬᎭᎸᏛ ᏱᏣᏲᎱᏎᎭ, ᎠᏃ ᎤᏃᏍᏛ ᎯᏰᎸ ᏨᏍᎩᏃ ᏫᏰᏣᏓᎢᏁᎭ. (Geenna )
En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna )
ᎠᎴ ᏞᏍᏗ ᏱᏗᏥᏍᎦᎢᎮᏍᏗ ᎠᏰᎸᎢ ᎠᏂᎯᎯ, ᎠᏎᏃ ᎠᏓᏅᏙ ᎬᏩᏂᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎩ. ᎤᎬᏫᏳᏎᏍᏗᏍᎩᏂ ᎡᏥᏍᎦᎢᎮᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᏗᎬᏩᎯᏍᏗ ᏥᎩ ᎠᏰᎸᎢ ᎠᎴ ᎠᏓᏅᏙ ᎢᏧᎳ ᏨᏍᎩᏃᎢ. (Geenna )
En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Geenna )
ᏂᎯᏃ ᎨᏆᏂ ᎦᎸᎳᏗ ᎢᏴᏛ ᏤᏣᏌᎳᏓ, ᏨᏍᎩᏃᎢ ᏮᏓᏰᎶᎥᏔᏂ; ᎢᏳᏰᏃ ᎤᏍᏆᏂᎪᏗ ᏕᎦᎸᏫᏍᏓᏁᎸ ᏂᎯ ᎢᏤᎲ ᏱᏙᎦᎸᏫᏍᏓᏁᎴ ᏐᏓᎻᏱ, ᎠᏏ ᎪᎯ ᎨᏒ ᏱᏂᎬᏩᏍᏕᏉ. (Hadēs )
En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. (Hadēs )
ᎠᎴ ᎩᎶ ᎦᏬᏂᏍᎬ ᎠᏡᏗᏍᎨᏍᏗ ᏴᏫ ᎤᏪᏥ, ᎠᏥᏙᎵᏍᏗᏉ ᎨᏎᏍᏗ; ᎩᎶᏍᎩᏂ ᎦᏬᏂᏍᎬ ᎠᏡᏗᏍᎨᏍᏗ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎠᏓᏅᏙ, ᎥᏝ ᎠᏥᏙᎵᏍᏗ ᏱᎨᏎᏍᏗ ᎪᎯ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏐᎢᏱ ᏗᎨᏒᎢ. (aiōn )
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (aiōn )
ᎯᎠᏃ ᎾᏍᏉ ᎠᏄᎦᎸᎯ ᏣᏫᏎᎢ, ᎾᏍᎩ ᏣᏛᎩᏍᎪ ᎧᏃᎮᏛ, ᎡᎶᎯᏃ ᎤᏪᎵᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎨᏅᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᏓᎵᏓᏍᏛ ᎠᏂᏁᏄᎳᏍᏗᏍᎪ ᎧᏃᎮᏛ, ᎾᏍᎩᏃ ᎾᎦᏔᏛᏍᎬᎾᏉ ᎨᏐᎢ. (aiōn )
En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn )
ᎠᎦᏍᎩᏃ ᎾᏍᎩ ᏧᏫᏎᎢ, ᎾᏍᎩ ᎠᏍᎩᎾ; ᎤᎦᏛᎾᎢᏍᏗᏱᏃ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᎠᎵᏍᏆᏛᎭ ᎡᎶᎯ; ᎠᏂᏍᎫᏕᏍᎩᏃ ᎾᏍᎩ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ. (aiōn )
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏃ ᎤᏲ ᏣᏂᏟᏏᏍᎪ ᎠᎴ ᏣᎾᎪᎲᏍᏗᏍᎪ ᎠᏥᎸᏱ, ᎾᏍᎩᏯᏍᎩᏂ ᎾᏍᏉ ᏄᏍᏕᏍᏗ ᎠᎵᏍᏆᏛᎭ ᎯᎠ ᎡᎶᎯ. (aiōn )
Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ ᏄᏍᏕᏍᏗ ᎡᎶᎯ ᎠᎵᏍᏆᏛᎭ; ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏛᏂᎷᏥ, ᏙᏛᎾᎦᎴᏅᏔᏂ ᎤᏂᏁᎫᏥᏛ ᎠᎴ ᎤᎾᏓᏅᏘ; (aiōn )
Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; (aiōn )
ᎠᏴᏃ ᎯᎠ ᏂᎬᏪᏎᎭ; ᏈᏓ ᏂᎯ ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᏂ ᎯᎠ ᏅᏲᎯ ᏓᎦᏁᏍᎨᎯ ᎠᏆᏤᎵ ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎤᎾᏓᏡᎬᎢ, ᎠᎴ ᏨᏍᎩᏃᎢ ᏓᏍᏚᎲᎢ ᎡᏍᎦ ᎢᏳᏅᏁᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏎᏍᏗ. (Hadēs )
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. (Hadēs )
ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎢᏳᏃ ᏦᏰᏂ ᎠᎴ ᏣᎳᏏᏕᏂ ᏕᏦᏕᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎯᏍᏆᎵᏍᎨᏍᏗ ᎠᎴ ᏫᏣᏕᎨᏍᏗ; ᎤᏟ ᎣᏏᏳ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᏦᏰᏂ ᎠᎴ ᏣᎳᏏᏕᏂ ᏣᏲᎱᏎᎸᎯ ᏱᎩ ᎬᏂᏛ ᏗᎨᏒ ᏫᏱᏣᏴᎸ, ᎠᏃ ᎢᏧᎳ ᏱᏘᏰᏌᏓ ᎠᎴ ᎢᏧᎳ ᏗᏣᎳᏏᏕᏂ ᏫᏰᏣᏓᎢᏅ ᏂᎬᏠᏍᎬᎾ ᎨᏒ ᎠᏥᎸᏱ. (aiōnios )
Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. (aiōnios )
ᎢᏳ ᎠᎴ ᎯᎦᏙᎵ ᏕᏦᏕᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎭᏓᎦᏖᏙᎢᏍᎨᏍᏗ ᎠᎴ ᏫᏣᏕᎨᏍᏗ; ᎤᏟ ᎣᏏᏳ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᏌᏉ ᏱᎧᎿᎭᎬᏂᏛ ᏗᎨᏒ ᏫᏱᏣᏴᎸ, ᎠᏃ ᎢᏧᎳ ᏱᏘᎧᎿᎭᏨᏍᎩᏃᎢ ᎠᏥᎸᏱ ᏫᏰᏣᏓᎢᏅ. (Geenna )
En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. (Geenna )
ᎬᏂᏳᏉᏃ ᎠᏏᏴᏫ ᎤᎷᏤᎸᎩ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎸᎩ; ᎰᏍᏛ ᏔᏕᏲᎲᏍᎩ, ᎦᏙ ᎤᏍᏗ ᎣᏍᏛ ᎪᎱᏍᏗ ᏓᎦᏛᏁᎵ ᎠᎩᏩᏛᏙᏗ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎬᏂᏛ? (aiōnios )
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? (aiōnios )
ᎠᎴ ᎾᏂᎥ ᎩᎶ ᏧᏅᏕᏨᎯ ᏓᏂᏁᎸᎢ, ᎠᎴ ᎠᎾᎵᏅᏟ ᎠᎴ ᏧᏂᏙ, ᎠᎴ ᏧᏂᏙᏓ, ᎠᎴ ᏧᏂᏥ, ᎠᎴ ᏧᎾᏓᎵᎢ, ᎠᎴ ᏧᏁᏥ, ᎠᎴ ᎦᏙᎯ, ᏓᏆᏙᎥ ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎤᏂᏩᏛᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᏍᎪᎯᏧᏈ ᎤᏁᏉᏨᎯ, ᎠᎴ ᎤᎾᏤᎵ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎬᏂᏛ ᏫᎾᏍᏛᎾ. (aiōnios )
En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beerven. (aiōnios )
ᎤᎪᎲᏃ ᏒᎦᏔ-ᎢᏳᏍᏗ ᏡᎬ ᏅᏃᎱᎶᏗ, ᎾᎿᎭᏭᎷᏨᎩ; ᎠᏎᏃ ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᏳᏩᏛᎮᎢ, ᎤᎳᏍᏚᏒ ᎤᏩᏒ; ᎯᎠᏃ ᏄᏪᏎᎸᎩ; ᏞᏍᏗ ᎢᎸᎯᏳ ᎪᎯ ᎢᏳᏓᎴᏅᏛ ᏱᏣᏓᏔᏁᏍᏗ. ᎩᎳᏉᏃ ᎢᏴᏛ ᏒᎦᏔ-ᎢᏳᏍᏗ ᏡᎬ ᎤᏩᏴᏒᎩ. (aiōn )
En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. (aiōn )
ᎤᏲᎢᏳ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᏗᏦᏪᎵᏍᎩ ᎠᎴ ᎢᏥᏆᎵᏏ ᎢᏣᏠᎾᏍᏗ! ᏕᏣᏕᏲᎰᏰᏃ ᎠᎺᏉᎯ ᎠᎴ ᎦᏙᎯ ᎡᏥᏲᎰ ᎠᏏᏴᏫ ᏄᏍᏛ ᎢᏦᎯᏳᏒ ᎪᎯᏳᎲᏍᎩ ᎢᏰᏨᏁᏗᏱ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏁᏨᎦ ᏔᎵ ᎢᏳᏩᎫᏗ ᎤᏟ ᏨᏍᎩᏃᎢ ᎤᏪᏥ ᏁᏨᏁᎰ ᎡᏍᎦᏉ ᎢᏨᏒ. (Geenna )
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. (Geenna )
ᎢᎾᏛ ᏂᎯ! ᎤᏂᏍᎦᏎᏗ ᎢᎾᏛ ᏧᏁᏥ ᏂᎯ! ᎦᏙᏃ ᏱᎦᎵᏍᏙᏓ ᏰᏣᏗᏫᏏ ᎠᎩᎵᏲᎢᏍᏗ ᏗᎨᏒ ᏨᏍᎩᏃᎢ? (Geenna )
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? (Geenna )
ᎣᎵᏩᏲᏃ ᎤᏌᎯᎸ ᎤᏬᎸᎢ ᎬᏩᏍᏓᏩᏗᏙᎯ ᎤᏅᏒ ᎨᏒ ᎬᏩᎷᏤᎸᎩ, ᎯᎠ ᏄᏂᏪᏒᎩ; ᏍᎩᏃᎲᏏ ᎯᎳᎪ ᎢᏳ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏅᏓᎦᎵᏍᏔᏂ; ᎠᎴ ᎦᏙ ᎤᏍᏗ ᎤᏰᎸᏛ ᎨᏎᏍᏗ ᏣᎷᎯᏍᏗᏱ, ᎠᎴ ᎪᎯ ᎨᏒ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗᏱ? (aiōn )
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? (aiōn )
ᎯᎠᏃ ᎾᏍᏉ ᏂᏙᏓᎦᏪᏎᎵ ᎠᎦᏍᎦᏂ ᎢᏗᏢ ᎠᏂᏙᎾᎢ; ᏍᎩᏯᏓᏅᏏ, ᎡᏥᏍᎦᏨᎯ, ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᏥᎸᏱ ᏗᎨᏒ ᏫᏥᎶᎯ, ᎾᏍᎩ ᎠᏍᎩᎾ ᎠᎴ ᏧᏤᎵ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎨᎪᏢᎾᏁᎸᎯ. (aiōnios )
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. (aiōnios )
ᎯᎠᏃ ᎾᏍᎩ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᎩᎵᏲᎢᏍᏗᏱ ᏗᎨᏒ ᏮᏛᏂᎶᏏ; ᎤᎾᏓᏅᏘᏍᎩᏂ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎬᏂᏛ ᏗᎨᏒᎢ. (aiōnios )
En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios )
ᏕᏤᏲᎲᏍᎨᏍᏗ ᏧᏂᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗᏱ ᏂᎦᎥ ᎢᏨᏁᏤᎸᎢ; ᎬᏂᏳᏉᏃ ᏂᎪᎯᎸ ᎢᏨᏰᎳᏗᏙᎭ ᏫᎬᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᎡᎶᎯ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (aiōn )
ᎩᎶᏍᎩᏂ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎠᏓᏅᏙ ᎠᏐᏢᎢᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎥᏝ ᎢᎸᎯᏳ ᎦᏰᏥᏙᎵᏍᏗ ᏱᎨᏎᏍᏗ, ᏗᎦᏰᎫᎪᏓᏁᏗᏉᏍᎩᏂ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎤᏍᏛᏗᏍᏗᏱ; (aiōn , aiōnios )
Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. (aiōn , aiōnios )
ᎤᏪᎵᎯᏍᏗᏃ ᎡᎶᎯ ᎡᎯ, ᎠᎴ ᎨᏅᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᏓᎵᏓᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎪᎱᏍᏗ ᎠᏚᎸᏗ ᎨᏒ, ᎠᏂᏴᎯᎲ ᎠᏂᏁᏄᎳᏍᏗᏍᎪ ᎧᏃᎮᏛ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎾᎦᏔᏛᏍᎬᎾᏉ ᎨᏐᎢ. (aiōn )
En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn )
ᎢᏳ ᎠᎴ ᏦᏰᏂ ᏕᏦᏕᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎯᏍᏆᎵᏍᎨᏍᏗ; ᎤᏟ ᎣᏏᏳ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᏣᎪᎳᏂ ᎬᏂᏛ ᏗᎨᏒ ᏱᏫᏣᏴᎸ, ᎠᏃ ᎢᏧᎳ ᏗᎨᎰᏯᏗ ᏨᏍᎩᏃ ᏱᏫᏣᏴᎸ, ᎾᎿᎭᎠᏥᎸᏱ ᎦᎬᏜᏓᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ; (Geenna )
En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna )
ᎢᏳ ᎠᎴ ᏣᎳᏏᏕᏂ ᏙᏦᏕᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎯᏍᏆᎵᏍᎨᏍᏗ; ᎤᏟᏰᏃ ᎣᏏᏳ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᎯᏲᎤᎵ ᎬᏂᏛ ᏗᎨᏒ ᏱᏫᏣᏴᎸ, ᎠᏃ ᎢᏧᎳ ᏗᎨᏣᎳᏍᎩ ᏨᏍᎩᏃ ᏱᏪᏣᏓᎢᏅ, ᎾᎿᎭᎠᏥᎸᏱ ᎦᎬ ᏜᏓᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ; (Geenna )
En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna )
ᎢᏳ ᎠᎴ ᎯᎦᏙᎵ ᏙᏦᏕᏍᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎭᏓᎦᏖᏙᎢᏍᎨᏍᏗ; ᎤᏟᏰᏃ ᎣᏏᏳ ᎢᏣᎵᏍᏓᏁᏗ ᏌᏉᏉ ᏱᎧᏅ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵᎪᎯ ᏱᏫᏣᏴᎸ ᎠᏃ ᎢᏧᎳ ᏱᏘᎧᏅ ᏨᏍᎩᏃ ᎠᏥᎸᏱ ᏱᏪᏣᏓᎢᏅ; (Geenna )
En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden; (Geenna )
ᎤᏂᎩᏒᏃ ᎦᏅᏅ ᏭᎷᏨ, ᎩᎶ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏗᏠᎡᎸᎩ, ᎠᎴ ᏚᎵᏂᏆᏅᏁᎸᎩ, ᎤᏛᏛᏁ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ, ᎰᏍᏛ ᏔᏕᏲᎲᏍᎩ, ᎦᏙ ᏓᎦᏛᏁᎵ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ ᎠᏆᏤᎵ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ? (aiōnios )
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎪᎯ ᎨᏒ ᎠᏥᏁᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎠᏍᎪᎯᏧᏈ ᎢᏳᏩᎫᏗ ᎤᎶᏒᏍᏗ ᏓᏓᏁᎸᎢ, ᎠᎴ ᎠᎾᎵᏅᏟ, ᎠᎴ ᏧᏙ, ᎠᎴ ᏧᏥ, ᎠᎴ ᏧᏪᏥ, ᎠᎴ ᏕᎦᎶᎨᏒᎢ, ᎠᎩᎵᏲᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᏔᎵ ᎤᏛᏗ; ᏐᎢᏱᏃ ᏗᎨᏒ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ. (aiōn , aiōnios )
Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn , aiōnios )
ᏥᏌᏃ ᎤᏁᏨ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ, ᏞᏍᏗ ᎩᎶ ᎢᎸᎯᏳ ᏥᎠᎩ ᏂᎯ ᏣᏓᏔᏅᎯ ᎪᎯ ᎢᏳᏓᎴᏅᏛ. ᎬᏩᏍᏓᏩᏗᏙᎯᏃ ᎤᎾᏛᎦᏁᎢ. (aiōn )
En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. (aiōn )
ᎠᎴ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏎᏍᏗ ᏤᎦᏈ ᎤᏁᏢᏔᏅᏛ ᎨᏒ ᎠᏁᎲᎢ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒ ᏭᏍᏗᏥᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏎᏍᏗ. (aiōn )
En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏯ ᏂᏚᏪᏎᎸ ᏗᎩᎦᏴᎵᎨᎢ, ᎡᏆᎭᎻ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏧᏁᏢᏔᏅᏛ ᎨᏒ ᏂᎪᎯᎸᎢ. (aiōn )
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏪᏒ ᏕᎬᏗᏍᎬ ᏧᏤᎵ ᎨᏥᎸᏉᏗ ᎠᎾᏙᎴᎰᏍᎩ ᎤᎾᏕᏅᎯ ᏥᎩ ᏗᏓᎴᏂᏍᎬ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ; (aiōn )
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; (aiōn )
ᎬᏩᏔᏲᏎᎴᏃ ᏧᏁᏤᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᏗᏍᏛᎬ ᏭᏂᎶᎯᏍᏗᏱ. (Abyssos )
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. (Abyssos )
ᎠᎴ ᏂᎯ ᎨᏆᏂ ᎦᎸᎳᏗ ᎢᏴᏛ ᏤᏣᏌᎳᏓ, ᏨᏍᎩᏃ ᎢᏴᏛ ᏮᏓᏰᏣᎶᎥᏔᏂ. (Hadēs )
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. (Hadēs )
ᎬᏂᏳᏉᏃ, ᎩᎶ ᎢᏳᏍᏗ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᏗᎪᏏᏏᏍᎩ ᏚᎴᏁᎢ, ᎠᎴ ᎤᎪᎵᏰᏍᎬ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᏔᏕᏲᎲᏍᎩ, ᎦᏙ ᏯᏆᏛᏁᎸ ᎠᏆᏤᎵ ᏱᏂᎦᎵᏍᏓ ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ? (aiōnios )
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios )
ᎠᏎᏃ ᏓᏨᏰᏯᏔᏂ ᎾᏍᎩ ᎡᏥᎾᏰᏍᏗ ᎨᏒᎢ; ᎡᏥᎾᏰᏍᎨᏍᏗ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏳᏓᎸ, ᏰᎵᏉ ᏨᏍᎩᏃ ᏫᎬᏩᏓᏓᎢᏅᏗ ᎨᏒᎢ; ᎥᎥ, ᎢᏨᏲᏎᎭ ᎡᏥᎾᏰᏍᎨᏍᏗ ᎾᏍᎩ. (Geenna )
Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! (Geenna )
ᎤᎾᏜᏓᎢᏃ ᎤᎸᏉᏔᏁ ᏂᏚᏳᎪᏛᎾ ᎢᏯᏛᎾᎯ ᎤᎦᏌᏯᏍᏗᏕᎩ, ᎤᏗᎦᎵᏍᏙᏍᎨ ᎤᏏᎾᏌᏅᏨᎢ; ᎡᎶᎯᏰᏃ ᏧᏪᏥ ᎤᏅᏒ ᎠᏁᎲᎢ, ᎤᏟ ᎾᏂᏏᎾᏌᏅ ᎡᏍᎦᏉ ᎢᎦᎦᏘ ᏧᏪᏥ. (aiōn )
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. (aiōn )
ᎠᎴ ᎢᏨᏲᏎᎭ, ᎢᏣᎵᎢᏓ ᎤᏓᎵᏓᏍᏗ ᎨᏅᎢᏍᏗ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩ ᎡᏍᎦ ᏂᏣᎵᏍᏓᏁᎸ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏩᏕᏗᏱ ᎨᏒ ᎦᎨᏣᏓᏂᎸᎢᏍᏗ ᎨᏎᏍᏗ. (aiōnios )
En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. (aiōnios )
ᎠᎴ ᏨᏍᎩᏃᎢ ᏚᏌᎳᏓᏁ ᏗᎦᏙᎵ ᎠᎩᎵᏲᎨᎢ, ᎠᎴ ᎾᎿᎭᎢᏅ ᏭᎪᎮ ᎡᏆᎭᎻ, ᎠᎴ ᎳᏏᎳ ᎡᏆᎭᎻ ᎦᏁᏥᎢ. (Hadēs )
En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. (Hadēs )
ᎩᎶᏃ ᎢᏳᏍᏗ ᏄᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᎤᏛᏛᏁ, ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎰᏍᏛ ᏔᏕᏲᎲᏍᎩ, ᎦᏙ ᏯᏆᏛᏁᎸ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎬᏂᏛ ᏱᏥᏩᏛ? (aiōnios )
En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎠᏥᏁᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎤᏣᏘ ᎢᏳᏩᎫᏗ ᎪᎯ ᎨᏒᎢ, ᏐᎢᏱᏃ ᏗᎨᏒ ᎬᏂᏛ ᏫᎾᏍᏛᎾ. (aiōn , aiōnios )
Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn , aiōnios )
ᏥᏌᏃ ᎤᏁᏨ ᎯᎠ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ, ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ ᏓᎾᏕᏒᎲᏍᎪᎢ ᎠᎴ ᏕᎨᏥᏰᎪᎢ; (aiōn )
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; (aiōn )
ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ ᏐᎢᏱ ᏗᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏲᎱᏒ ᏗᎴᎯᏐᏗ ᎨᏒ ᏰᎵᏉ ᎬᏩᎾᏖᎳᏗᏍᏗ ᎨᏥᏰᎸᎯ, ᎥᏝ ᏱᏓᎾᏕᏒᎲᏍᎪᎢ, ᎥᏝ ᎠᎴ ᏱᏗᎨᏥᏰᎪᎢ. (aiōn )
Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎪᎯᏳᎲᏍᎨᏍᏗ, ᎤᏲᎱᎯᏍᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ, ᎬᏂᏛᏍᎩᏂ ᎤᏩᏛᏗ. (aiōnios )
Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios )
ᎾᏍᎩᏰᏃ ᏂᎦᎥᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᎨᏳᏒᎩ ᎡᎶᎯ, ᏕᎤᏲᏒᎩ ᎤᏤᎵᎦ ᎤᏪᏥ ᎾᏍᎩ ᎤᏩᏒᎯᏳ ᎤᏕᏁᎸᎯ, ᎩᎶ ᎾᏍᎩ ᏱᎪᎯᏳᎲᏍᎦ ᎤᏲᎱᎯᏍᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ, ᎬᏂᏛᏉᏍᎩᏂ ᎤᏩᏛᏗ. (aiōnios )
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios )
ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎪᎯᏳᎲᏍᎩ [ ᎤᏁᎳᏅᎯ ] ᎤᏪᏥ, ᎾᏍᎩ ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏁᎨᏒᎾ ᎤᏤᎵᎦ, ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ ᎤᏪᏥ ᎪᎯᏳᎲᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎥᏝ ᎬᏂᏛ ᎤᎪᏩᏛᏗ ᏱᎩ; ᎤᏁᎳᏅᎯᏉᏍᎩᏂ ᎤᏔᎳᏬᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎵᏃᎯᏰᎭ. (aiōnios )
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (aiōnios )
ᎩᎶᏍᎩᏂ ᏳᏗᏔᎲ ᎾᏍᎩ ᎠᎹ ᎠᏴ ᏥᏁᏁᏗ ᏥᎩ ᎥᏝ ᎢᏳᎯᏳ ᎤᏔᏕᎪᏗ ᏱᎩ, ᎠᏴᏍᎩᏂ ᏥᏁᏁᏗ ᏥᎩ ᎠᎹ, ᎭᏫᏂ ᎠᏰᎸ ᎠᎹ ᎦᏄᎪᎬ ᎨᏎᏍᏗ, ᏫᎦᎾᏄᎪᎨᏍᏗ ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏗᎨᏒᎢ. (aiōn , aiōnios )
Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (aiōn , aiōnios )
ᎠᎴ ᎠᏍᎫᏕᏍᎩ ᎠᎦᎫᏴᎡᎰᎢ, ᎠᎴ ᎤᏍᎫᏕᏒᎯ ᏫᎦᏟᏏᏍᎪ ᎬᏂᏛ ᏗᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎢᏧᎳ ᎤᎾᎵᎮᎵᏍᏗᏱ ᏂᎦᎵᏍᏗᏍᎪ ᎠᏫᏍᎩ ᎾᏃ ᎠᏍᎫᏕᏍᎩ. (aiōnios )
En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios )
ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ, ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎯᎠ ᏂᏨᏪᏎᎭ; ᎠᏛᎩᏍᎩ ᏥᏁᎬᎢ, ᎠᎴ ᎪᎯᏳᎲᏍᎩ ᏅᏛᎩᏅᏏᏛ ᎾᏍᎩ ᎤᎭ ᎬᏂᏛ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎥᏝ ᏧᏚᎪᏙᏗ ᏱᎩ ᎤᏍᎦᏅᏨᎢ, ᎠᏲᎱᎯᏍᏗᏍᎩᏂ ᎨᏒ ᎤᏓᏅᏒ, ᎬᏂᏛ ᏗᎨᏒ ᏭᎶᏒ. (aiōnios )
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. (aiōnios )
ᏗᏥᎪᎵᏯ ᎪᏪᎵ, ᎾᎿᎭᏰᏃ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᎬᏂᏛ ᎢᏥᎭ ᎢᏥᏰᎸᎭ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎪᏪᎵ ᎠᏴ ᎠᎩᏃᎮᏍᎩ. (aiōnios )
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios )
ᏞᏍᏗ ᏱᏗᏥᎸᏫᏍᏓᏁᎮᏍᏗ ᎢᏥᏩᏛᏗᏱ ᎠᎵᏍᏓᏴᏗ ᎠᏲᎵ, ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ Ꮎ ᎠᎵᏍᏓᏴᏗ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏗᎨᏒᎢ ᎢᎬᏂᏛ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᏴᏫ ᎤᏪᏥ ᎢᏥᏁᏗ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏴᎵᎨ ᎤᏍᏓᏱᏛ. (aiōnios )
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios )
ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏄᏍᏗ ᎠᏓᏅᏖᏍᎬ ᎠᎦᏴᎵᎨ ᏅᏛᎩᏅᏏᏛ, ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎠᎪᏩᏘᏍᎩ ᎤᏪᏥ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎪᎯᏳᎲᏍᎩ, ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᎬᏂᏛ ᎤᏤᎵᎦ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᏙᏓᏥᏯᎴᏔᏂ ᎤᎵᏍᏆᎸᏗ ᎢᎦ ᎨᏎᏍᏗ. (aiōnios )
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios )
ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎯᎠ ᏂᏨᏪᏎᎭ, ᎠᏉᎯᏳᎲᏍᎩ ᎤᎭ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ. (aiōnios )
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios )
ᎠᏴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎦᏚ ᎬᏂᏛ ᎦᎸᎳᏗ ᏅᏓᏳᎶᏒᎯ. ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎠᎩᏍᎨᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎦᏚ, ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏁᏍᏗ. ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎦᏚ ᏨᏓᏥᏁᎵ ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᎠᎩᏫᏯ, ᎾᏍᎩ ᏥᏙᏛᎩᏲᏏ ᎡᎶᎯ ᎤᏛᏂᏗᏍᏙᏗ. (aiōn )
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn )
ᎠᎩᏫᏯ ᎠᎩᏍᎩ, ᎠᎴ ᎠᎩᎩᎬ ᎠᏗᏔᏍᎩ, ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎤᏤᎵᎦ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᏙᏓᏥᏯᎴᏔᏂ ᎤᎵᏍᏆᎸᏗ ᎢᎦ ᎨᏎᏍᏗ. (aiōnios )
Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎯᎠ Ꮎ ᎦᏚ ᎦᎸᎳᏗ ᏅᏓᏳᎶᏒᎯ; ᎥᏝ ᎾᏍᎩᏯ ᏗᏥᎦᏴᎵᎨᎢ ᎹᎾ ᏣᏂᎩᏍᎨᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏧᏂᏲᎱᏒᎯ ᏥᎩ; ᎯᎠ ᎦᏚ ᎠᎩᏍᎩ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏁᏍᏗ. (aiōn )
Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn )
ᎿᎭᏉᏃ ᏌᏩᏂ ᏈᏓ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎸᎩ; ᏣᎬᏫᏳᎯ, ᎦᎪ ᏧᏬᎸ ᏮᏓᏲᏥᎶᏏ? ᏂᎯ ᏣᏍᏆᏂᎪᏗ ᎧᏃᎮᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏛᏂᏗᏍᏙᏗ. (aiōnios )
Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios )
ᎠᏥᎾᏝᎢᏃ ᎥᏝ ᎠᏓᏁᎸ ᏂᎪᎯᎸ ᎡᎯ ᏱᎨᏐᎢ; ᎠᎦᏅᎩᏍᎩᏂ ᏂᎪᎯᎸ ᎡᎰᎢ. (aiōn )
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn )
ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎯᎠ ᏂᏨᏪᏎᎭ, ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎠᏍᏆᏂᎪᏗᏍᎨᏍᏗ ᏥᏁᎬᎢ, ᎾᏍᎩ ᎥᏝ ᎢᎸᎯᏳ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎪᏩᏛᏗ ᏱᎨᏎᏍᏗ. (aiōn )
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn )
ᎿᎭᏉᏃ ᎠᏂᏧᏏ ᎯᎠ ᏅᎬᏩᏪᏎᎸᎩ; ᎿᎭᏉ ᎣᏣᏙᎴᎰᎯ ᎠᏍᎩᎾ ᏣᏯᎥᎢ. ᎡᏆᎭᎻ ᎤᏲᎱᏒ, ᎠᎴ ᎠᎾᏙᎴᎰᏍᎩ, ᏂᎯᏃ ᎯᎠ ᏂᎯᏪᎭ; ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎠᏍᏆᏂᎪᏗᏍᎨᏍᏗ ᏥᏁᎬᎢ, ᎾᏍᎩ ᎥᏝ ᎢᎸᎯᏳ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᏙᎴᎰᏍᏗ ᏱᎨᏎᏍᏗ. (aiōn )
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn )
ᎡᎶᎯ ᏧᏙᏢᏅ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ ᎥᏝ ᏱᎨᎦᏛᎦᏃ ᎩᎶ ᏚᏍᏚᎢᎡᎸ ᏗᎦᏙᎵ ᏗᎨᏫ ᎤᏕᏅᎯ. (aiōn )
Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. (aiōn )
ᎠᎴ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ ᎦᏥᏁᎰᎢ, ᎥᏝᏃ ᎢᎸᎯᏳ ᏧᏂᏲᎱᎯᏍᏗ ᏱᎩ, ᎠᎴ ᎥᏝ ᎩᎶ ᏗᏆᏑᎦᎸᏙᏗ ᏱᎩ. (aiōn , aiōnios )
En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. (aiōn , aiōnios )
ᎩᎶᏃ ᎬᏁᏍᏗ ᎠᎴ ᎠᏉᎯᏳᎲᏍᎨᏍᏗ, ᎥᏝ ᎢᎸᎯᏳ ᎤᏲᎱᎯᏍᏗ ᏱᎨᏎᏍᏗ. ᎰᎯᏳᎲᏍᎦᏍᎪ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ? (aiōn )
En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (aiōn )
ᎩᎶ ᎤᎨᏳᏎᏍᏗ ᎬᏅᎢ ᎤᏲᎱᏎᏗ ᎨᏎᏍᏗ; ᎩᎶᏃ ᎠᏍᎦᎨᏍᏗ ᎬᏅᎢ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏍᏆᏂᎪᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎬᏂᏛ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᏗᎨᏒ ᎬᏗᏍᎩ. (aiōnios )
Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. (aiōnios )
ᏴᏫ ᎤᏂᏁᏨ ᎯᎠ ᏂᎬᏩᏪᏎᎸᎩ, ᎠᏴ ᎣᎦᏛᎦᏅ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗᏱ ᎾᏍᎩ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎡᎲᎢ; ᎦᏙᏃ ᏴᏫ ᎤᏪᏥ ᎠᏎ ᏓᏰᏥᏌᎳᏓᏂ ᎢᎭᏗᎭ? ᎦᎪ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏴᏫ ᎤᏪᏥ? (aiōn )
De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (aiōn )
ᎠᎴ ᏥᎦᏔᎭ ᎾᏍᎩ ᎤᏁᏨᎯ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎬᏂᏛ ᎨᏒᎢ. ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᏂᎦᎥ ᏥᏁᎬᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎠᎦᏴᎵᎨᎢ ᎾᎩᏪᏎᎸᎢ, ᎾᏍᎩ ᏂᏥᏪᎠ. (aiōnios )
En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. (aiōnios )
ᏈᏓ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎸᎩ; ᎥᏝ ᎢᎸᎯᏳᎯ ᏱᏙᏓᏍᏉᏑᎴᎵ ᏗᏆᎳᏏᏕᏂ. ᏥᏌ ᎤᏁᏤᎸᎩ; ᎢᏳᏃ ᏂᎬᏲᏑᎴᎥᎾ ᏱᎩ ᎥᏝ ᏣᏤᎵᎦ ᏳᏓᏑᏯ ᎠᏆᏤᎵᎦ ᎨᏒᎢ. (aiōn )
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. (aiōn )
ᎠᎴ ᎠᎦᏴᎵᎨ ᎠᏴ ᏓᏥᏔᏲᏎᎵ, ᎾᏍᎩᏃ ᏓᏣᎵᏍᎪᎸᏓᏁᎵ ᏅᏩᏓᎴ ᎢᏥᏅᏬᎯᏍᏗᏍᎩ, ᎾᏍᎩ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎢᏤᎳᏗᏙᎯ, (aiōn )
En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; (aiōn )
ᎯᏯᎵᏍᎪᎸᏓᏁᎸᏰᏃ ᏂᎦᎥ ᎤᏇᏓᎵ, ᏧᏁᏗᏱ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᎬᏂᏛ ᎾᏂᎥ ᏖᎧᏁᎸᎯ ᎨᏒᎢ. (aiōnios )
Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. (aiōnios )
ᎯᎠᏃ ᎾᏍᎩ ᏄᏍᏗ ᎬᏂᏛ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ-ᎾᏍᎩ ᎨᏣᎦᏙᎥᎯᏍᏗᏱ ᏂᎯ ᏨᏒᎯᏳ ᎤᏙᎯᏳᏒ ᏣᏁᎳᏅᎯ, ᎠᎴ ᎤᏂᎦᏙᎥᎯᏍᏗᏱ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎯᏅᏏᏛ ᏥᎩ. (aiōnios )
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (aiōnios )
ᎥᏝᏰᏃ ᎠᏆᏓᏅᏙ ᏫᏱᏙᎦᎯᏲᎯ ᏧᏂᏲᎱᏒᎯ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ, ᎥᏝ ᎠᎴ ᎾᏍᎦᏅᎾ ᏣᏤᎵ ᎤᏁᎳᎩ ᏭᎪᎯ ᎦᎯᏰᎵᏎᏗ ᏱᎩ. (Hadēs )
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. (Hadēs )
ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎠᏙᎴᎰᏍᎬᎢ ᏅᏧᎵᏍᏙᏔᏁᎢ, ᎦᎶᏁᏛ ᏧᎴᎯᏐᏗ ᎨᏒ ᎤᏃᎮᎴᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏓᏅᏙ ᏫᏂᏓᏥᏲᎯᏎᎸᎾ ᎨᏒ ᏧᏂᏲᎱᏒᎯ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎤᏇᏓᎵ ᏄᎪᏒᎾ ᎨᏒᎢ. (Hadēs )
Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. (Hadēs )
ᎾᏍᎩ ᎦᎸᎳᏗ ᏭᏕᏗ ᏥᎩ ᎬᏂ ᎾᎯᏳ ᎠᎵᏱᎶᎸᎭ ᎤᏓᏁᏟᏴᏍᏗ ᎨᏒ ᏂᎦᎥᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏁᏨᎯ ᏥᎩ ᏧᏤᎵ ᎨᏥᎸᏉᏗ ᎠᎾᏙᎵᎰᏍᎩ ᏗᏂᎰᎵ ᏧᏩᏔᏅᎯ ᏥᎩ, ᎡᎶᎯ ᏧᏙᏢᏅᎢ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ. (aiōn )
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. (aiōn )
ᎾᏉᏃ ᏉᎳ ᎠᎴ ᏆᏂᏆ ᎧᏁᏉᎨ ᎾᏂᏍᎦᎢᎲᎾ ᎨᏒᎢ, ᎯᎠ ᏄᏂᏪᏎᎢ; ᏂᎯ ᎢᎬᏱ ᎠᏎ ᎡᏥᏃᎮᎮᏗ ᎨᏒᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵ ᎧᏃᎮᏛ; ᎠᏎᏃ ᎢᏢᏉ ᏥᏂᏨᏁᎭ ᎠᎴ ᎢᏨᏒ ᎢᏣᏓᏅᏖᏍᎬ ᏰᎵ ᎦᏰᏥᏁᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᏥᏰᎸ ᎬᏂᏛ, ᎬᏂᏳᏉ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ ᏗᏁᎲ ᏬᏍᏓᎦᏔᎲᏍᏓ. (aiōnios )
Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. (aiōnios )
ᏧᎾᏓᎴᏅᏛᏃ ᏴᏫ ᎾᏍᎩ ᎤᎾᏛᎦᏅ ᎤᎾᎵᎮᎵᏤᎢ, ᎠᎴ ᎤᏂᎸᏉᏔᏁ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏤᎵ ᎧᏃᎮᏛ, ᎠᎴ ᎤᏃᎯᏳᏁ ᎾᏂᎥ ᎬᏂᏛ ᎤᏂᏩᏛᏗ ᎢᎨᎬᏁᎸᎯ. (aiōnios )
Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (aiōnios )
ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏔᎯᏳ ᏅᏧᏓᎴᏅᎲᎾ ᏂᎦᏛ ᏚᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎢ. (aiōn )
Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏰᏃ ᏗᎬᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᏧᏤᎵᎦ ᎬᏂᎨᏒᎢᏳ ᏗᎬᎪᏩᏛᏗ ᎢᎩ ᎡᎶᎯ ᏧᏙᏢᏅ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ, ᏗᎦᎪᎵᏍᏙᏗ ᎢᎩ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᏗᎪᏢᏅᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏅᏧᏓᎴᏅᎲᎾ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎥᏝ ᏳᏂᎭ ᏧᎾᏢᏫᏍᏙᏗ; (aïdios )
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. (aïdios )
ᎾᏍᎩ ᎤᏙᎯᏳᏒ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏃᎮᏍᎩ ᎤᏂᏁᏟᏴᏍᏔᏁ ᎦᏰᎪᎩ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏟ ᎢᎦᎢ ᎤᎾᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎴ ᎠᎴ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᎾᏛᏁᎴ ᎠᎪᏢᏅᎯᏉ ᎨᏒ ᎡᏍᎦᏉ ᎢᎦᎢ ᎤᏬᏢᏅᎯ, ᎾᏍᎩ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᏥᎩ ᏂᎪᎯᎸᎢ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen. (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎣᏍᏛ ᏚᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᏗᏅᏂᏗᏳ ᎬᎾᎢᏒ ᏧᏂᏯᏍᏗᎭ ᏗᎬᏩᎸᏌᏛ ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ ᏧᎫᏴᏓᏁᏗ ᏥᎩ; (aiōnios )
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (aiōnios )
ᎾᏍᎩᏃ ᎠᏍᎦᏂ ᏧᎬᏫᏳᏌᏕᎬᎩ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎦᎾᏄᎪᏫᏍᎬᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎾᏍᏉ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎬᏂᏛ ᎦᎾᏄᎪᏫᏍᎬ ᎬᏔᏅᎯ ᎠᏚᏓᎴᏍᏙᏗ ᎨᏒ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ. (aiōnios )
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. (aiōnios )
ᎪᎯᏍᎩᏂ ᎨᏒ ᎠᏍᎦᏂ ᏂᏗᏥᎾᏝᎥᎾ ᏥᎩ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏥᎾᏝᎢ ᏥᏄᎵᏍᏔᏅ, ᎢᏥᏁᏉᎥᎯ ᎢᏥᎭ ᏂᏥᏍᎦᏅᎾ ᎢᏨᏁᎯ, ᏩᎵᏍᏆᏗᎯᎲᏃ ᏭᏍᏗᏥᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ. (aiōnios )
Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. (aiōnios )
ᎠᏍᎦᏂᏰᏃ ᎤᏓᎫᏴᎡᏗ ᎨᏒ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎢᎩ; ᎤᏁᎳᏅᎯᏍᎩᏂ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᎬᏂᏛ ᏭᏍᏗᏥᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ, ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵᎦ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ. (aiōnios )
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᏧᏂᏙᏓ ᏥᎩ ᎠᏂᎦᏴᎵᎨᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᏁᎲᎢ, Ꭰ ᎠᏇᏓᎵ ᎨᏒ ᏧᎷᏤ ᎦᎶᏁᏛ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏥᎩ, ᏄᏓᎴᏒ ᎤᎬᏫᏳᏌᏕᎩ, ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎦᎸᏉᏙᏗ. ᎡᎹᏅ. (aiōn )
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎠᎴ ᎦᎪ ᎠᏍᏛᎩ ᎨᏒ ᏮᏓᎦᎶᏏ? ( ᎾᏍᎩ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏲᎱᏒ ᏧᎴᏙᏗᏱ; ) (Abyssos )
Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (Abyssos )
ᎤᏁᎳᏅᎯᏰᏃ ᏚᏭᎪᏔᏅ ᏂᎦᏗᏳ ᏄᏃᎯᏳᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏂᎦᏗᏳ ᏧᏪᏙᎵᏍᏗ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ. (eleēsē )
Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. (eleēsē )
ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎨᏒ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ ᏂᎦᏗᏳ ᏧᏓᎴᏅᏛ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎤᎬᏩᎳ; [ ᎠᎴ ] ᎾᏍᎩ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸᎢ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎠᎴ ᏞᏍᏗ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ ᏄᎾᏍᏛ ᏱᏂᏨᏍᏕᏍᏗ; ᏗᏣᏓᏁᏟᏴᏛᏍᎩᏂ ᎨᏎᏍᏗ ᏗᏤ ᎢᏗᎬᏁᎸᎯ ᎨᏒ ᏕᏣᏓᏅᏛᎢ, ᎾᏍᎩ ᎨᏥᎪᎵᏰᏗ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏄᏍᏛ ᎤᏚᎵᏍᎬ ᎤᏁᎳᏅᎯ, ᎾᏍᎩ ᎣᏍᏛ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏗᎬᏩᏓᏂᎸᎢᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎠᎧᎵᎢ ᎨᏒᎢ. (aiōn )
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏃ ᏰᎵᏉ ᏗᏣᎵᏂᎪᎯᏍᏙᏗ ᏥᎩ ᎾᏍᎩᏯ ᏂᎦᏪᏍᎬ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎠᏆᏤᎵᎦ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩᏯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᎦᎵᏥᏙᏅᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᎬᏁᎸᎯ ᎨᏒ ᎤᏕᎵᏛ, ᎾᏍᎩ ᎡᎶᎯ ᏧᏓᎴᏅᎲ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ ᎠᏕᎵᏍᏔᏅᎯ ᏥᎨᏎᎢ, (aiōnios )
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; (aiōnios )
ᎪᎯᏍᎩᏂ ᎿᎭᏉ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᎬᏁᎸᎯ, ᎠᎴ ᎠᎾᏙᎴᎰᏍᎩ ᏧᏃᏪᎳᏅᎯ ᏗᎬᏔᏅᎯ ᎾᏍᎩᏯ ᎠᏓᏅᏖᏍᎬ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎡᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᎨᎬᎸᎯ ᏂᎦᏗᏳ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ, ᎾᏍᎩ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎤᏃᎯᏳᏗᏱ ᎤᎬᏩᎵ — (aiōnios )
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; (aiōnios )
ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏩᏒᎯᏳ ᎠᎦᏔᎾᎢ ᏥᎩ, ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ ᏂᎪᎯᎸᎢ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎭᏢ ᎠᏏᎾᏌᏂ? ᎭᏢ ᏗᎪᏪᎵᏍᎩ? ᎭᏢ ᎦᏬᏂᏍᎬ ᎠᏗᏒᎯᎯ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎡᎯ? ᏝᏍᎪ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎵᏍᎦᏁᏛᏉ ᏱᏄᏩᏁᎸ ᎠᏏᎾᏌᏅ ᎡᎶᎯ? (aiōn )
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn )
ᎠᎦᏙᎥᎯᏍᏗᏍᎩᏂᏃᏅ ᎨᏒ ᎣᏨᏗᏍᎪ ᎣᏥᏬᏂᎯ ᎪᎱᏍᏗ ᏄᏂᎷᎶᏤᎲᎾ; ᎥᏝ ᎠᏗᎾ ᎡᎶᎯ ᎤᏤᎵ ᎠᎦᏙᎥᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎥᏝ ᎠᎴ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ ᎤᎾᏤᎵᎦ, ᎾᏍᎩ ᎠᏎᏉᏉ ᎢᎦᎵᏍᏗᏍᎩ ᏥᎩ. (aiōn )
En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; (aiōn )
ᎠᏴᏍᎩᏂ ᎣᏥᏬᏂᏍᎪ ᎣᏨᏗᏍᎪ ᎠᎦᏙᎥᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵᎦ, ᎤᏕᎵᏛ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎬᏍᎦᎵ, ᎾᏍᎩ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏥᏚᏭᎪᏔᏁ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎡᎶᎯ ᎠᏏ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎨᏎᎢ, ᏧᎬᏩᎴ ᎠᏴ ᎡᎩᎸᏉᏙᏗᏱ. (aiōn )
Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎥᏝ ᎩᎶ ᏗᎨᎦᏁᎶᏗ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ ᏱᏂᎦᏔᎮᎢ; ᏱᎠᏂᎦᏔᎮᏰᏃ ᎥᏝ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏓᏓᎿᎭᏩᏍᏛ ᏱᎬᏩᎾᏛᏁᎢ; (aiōn )
Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. (aiōn )
ᏞᏍᏗ ᎩᎶ ᎤᏩᏒ ᏥᎠᏓᎵᏓᏍᏔᏂ. ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᏂᎯ ᎢᏤᎲᎢ ᎠᎦᏔᎿᎭᎢ ᏱᏅᏩᏍᏗ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎫ ᏫᏂᎦᎵᏍᏓ, ᎾᏍᎩ ᎠᎦᏔᎿᎭᎢ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ. (aiōn )
Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏃ ᏥᏄᏍᏗ, ᎢᏳᏃ ᎠᎵᏍᏓᏴᏗ ᏦᏍᏓᏓᏅᏟ ᏱᏚᏬᏕᏍᏗᎭ, ᎥᏝ ᏴᎦᏥᎦ ᎭᏫᏯ ᎡᎶᎯ ᎢᎪᎯᏛ ᎨᏒᎢ, ᏦᏍᏓᏓᏅᏟᏰᏃ ᏱᏙᏥᏲᏕᏍᏓ. (aiōn )
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏃ ᎯᎠ ᏂᎦᏛ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᏥᏄᎾᎵᏍᏓᏁᎴ ᏗᏟᎶᏍᏙᏗ ᎠᏰᎸᏎᎢ; ᎠᎴ ᏕᎪᏪᎳ ᎠᏴ ᎢᎦᏅᏓᏗᏍᏗᏍᎩ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ, ᎠᏴ ᎾᏍᎩ ᎤᎵᏍᏆᎸᏗ ᎨᏒ ᎡᎶᎯ ᏥᎩᎷᏤᎸ. (aiōn )
En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. (aiōn )
ᏂᎯ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎭᏢ ᏣᏓᏨᏯᏍᏗᎨᏒᎢ? ᏂᎯ ᏗᏓᏂᏐᏗᏱ ᎨᏒᎢ, ᎭᏢ ᏣᏓᏎᎪᎩᏍᏗ ᎨᏒᎢ? (Hadēs )
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (Hadēs )
ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎾᏃᎯᏳᎲᏍᎬᎾ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎡᎶᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏰᎸᎯ ᏚᎵᏏᎲᏍᏓᏁᎸ ᏚᎾᏓᏅᏛᎢ, ᎾᏍᎩ ᏧᏂᎸᏌᏓᏕᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎢᎦ-ᎦᏛ ᎤᏘᏍᏛ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏤᎵᎦ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎾᏍᎩᏯ ᏥᎩ. (aiōn )
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn )
ᎤᏓᏌᎧᏰᏃ ᎣᏥᎩᎵᏲᎬ ᏞᎦᏉ ᏥᎩ ᎣᎩᏩᏛᎡᎭ ᎤᏣᏘ ᎤᎶᏒᏍᏔᏅᎯ ᎢᏳᏓᎨᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒᎢ; (aiōnios )
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios )
ᏂᏙᏣᎧᏂᏍᎬᎾ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᏗᎬᎪᏩᏛᏗ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ Ꮎ ᏗᎬᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎩ; ᎾᏍᎩᏰᏃ ᏗᎬᎪᏩᏛᏗ ᏥᎩ ᏗᎦᎶᏐᎲᏍᎩ; ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ Ꮎ ᏗᎬᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎩ ᏗᎦᎶᏐᎲᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ. (aiōnios )
Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios )
ᎣᏥᎦᏔᎭᏰᏃ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏃ ᎡᎶᎯ ᎡᎯ ᎣᏥᏁᎸ ᎣᎩᎵᏦᏛ ᏳᏲᏨ, ᎣᎩᎭ ᎠᏓᏁᎸ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ, ᎠᏓᏁᎸ ᏧᏬᏱ ᏗᎬᏔᏅᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏁᏍᎨᎲᎯ, ᎠᏲᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎦᎸᎶᎢ ᏗᏓᏁᎸ. (aiōnios )
Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (aiōnios )
ᎾᏍᎩᏯ ᎯᎠ ᏥᏂᎬᏅ ᏥᎪᏪᎳ, ᏚᏗᎦᎴᏯᏍᏔᏅ; ᎤᏲ ᎢᏳᎾᏛᎿᎭᏕᎩ ᏚᏁᎸ; ᎤᏓᏅᏘᏳ ᎨᏒ ᏅᏩᏍᏗᏉ ᏂᎪᎯᎸᎢ. (aiōn )
Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. (aiōn )
ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏤᎵ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎴ ᎤᏙᏓ, ᎾᏍᎩ ᏂᎪᎯᎸ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᏥᎩ, ᎠᎦᏔᎭ ᏂᎦᏥᎪᎥᏍᎬᎾ ᎨᏒᎢ. (aiōn )
De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᏥᏚᏓᏲᏎ ᎠᏴ ᎢᎩᏍᎦᏅᏨ ᏥᏍᏗ ᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎨᎢ, ᎾᏍᎩ ᎢᎫᏓᎴᏍᏗᏱ ᎪᎯ ᎨᏒ ᎡᎲ ᎤᏲᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏍᏛ ᎠᏓᏅᏖᏍᎬ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎴ ᎢᎩᏙᏓ; (aiōn )
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏰᏃ Ꮎ ᎤᏩᏒ ᎤᏇᏓᎵ ᎠᏫᏍᎨᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎤᏇᏓᎵ ᎤᎾᏄᎪᏫᏒᎯ ᎠᏲᎩ ᎦᏟᏏᏍᎨᏍᏗ; ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ Ꮎ ᎠᏓᏅᏙᎩᎯ ᎠᏫᏍᎨᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎠᏓᏅᏙ ᎤᎾᏄᎪᏫᏒᎯ ᎬᏂᏛ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎦᏟᏏᏍᎨᏍᏗ. (aiōnios )
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. (aiōnios )
ᎤᏟ ᎦᎸᎳᏗᏳ ᎡᏍᎦᏉ ᎾᏂᎥ ᏗᎨᎦᏁᎶᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎨᎦᎨᏅᏴ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏂᎬᏫᏳᏎᏕᎩ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎾᏂᎥ ᏚᎾᏙᎠᏗᏒ ᏗᎪᎥᎯ ᏥᎩ, ᎥᏝ ᎠᏂᏉ ᎤᏩᏒ ᎪᎯ ᏥᎩ, ᎾᏍᏉᏍᎩᏂ ᎾᎿᎭᏂ ᎠᏏ ᎤᎵᏰᎢᎶᎯᏍᏗ ᏥᎩ, (aiōn )
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; (aiōn )
ᎾᎿᎭᏂ ᏧᏩᎫᏔᏅᏒ ᎢᏤᏙᎸᎢ ᎾᏍᎩᏯ ᎢᏳᎾᏛᏁᏗ ᎨᏒ ᎡᎶᎲ ᎠᏁᎯ, ᎾᏍᎩᏯ [ ᎤᏚᎵᏍᎬ ] ᎦᏃᎴᏍᎬ ᎡᎯ ᎡᎬᏫᏳᏌᏕᎩ, ᎾᏍᎩ ᎠᏓᏅᏙ ᎪᎯ ᎨᏒ ᏥᏚᎸᏫᏍᏓᏁ ᏚᎾᏓᏅᏛ ᎪᎯᏳᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᏧᏪᏥ; (aiōn )
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; (aiōn )
ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏭᏩᎫᏗᏗᏒ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᏩᏁᏗᏱ ᏂᎦᎥ ᎤᏪᎿᎭᎢᏳ ᎨᏒ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᏂᎦᎥ ᎣᏍᏛ ᏂᎦᏛᏁᎲ ᎦᎶᏁᏛ ᏥᏌ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ. (aiōn )
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. (aiōn )
ᎠᎴ ᎾᏂᎥ ᏴᏫ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᎦᏥᏴᏁᏗᏱ ᏄᏍᏛ ᎾᏍᎩ ᎤᏕᎵᏛ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏗᏓᎴᏂᏍᎬ ᎡᎶᎯ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ ᎬᏍᎦᎳᏅᎯ ᏥᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎡᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᏂᎦᏗᏳ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎤᏬᏢᏅᏅᎯ ᏥᎩ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᎬᏗᏍᎬᎢ; (aiōn )
En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; (aiōn )
ᎾᏍᎩᏯ ᏅᏧᏓᎴᏅᎲᎾ ᎤᏓᏅᏖᎸᎢ, ᎦᎶᏁᏛ ᏥᏌ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵ ᏣᎬᏗᏍᎨ ᏧᏓᏅᏖᎴᎢ; (aiōn )
Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎬᏩᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎤᎾᏓᏡᎬᎢ, ᎦᎶᏁᏛ ᏥᏌ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ, ᏂᎪᎯᎸ ᏕᎨᏌᏗᏒᎢ, ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎥᏝᏰᏃ ᏱᏗᎦᏟᏴᎭ ᎤᏇᏓᎵ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎩᎬ, ᎤᏂᎬᏫᏳᎯᏍᎩᏂ, ᎠᎴ ᏧᎾᎵᏂᎩᏛ, ᎠᎴ ᏄᏂᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎤᎵᏏᎩ ᎨᏒᎢ, ᏗᏓᏅᏙ ᎤᏂᏁᎫᏥᏛ ᎦᎸᎶ ᏄᎾᏛᎿᎭᏕᎬᎢ. (aiōn )
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (aiōn )
ᎿᎭᏉᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎴ ᎢᎩᏙᏓ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎤᏕᎵᏛ ᎬᏍᎦᎳᏅᎯ ᏥᎨᏒᎩ ᎡᏘ ᏥᎨᏒ ᎠᎴ ᎤᎾᏓᏁᏟᏴᏒᏒ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ, ᎠᏎᏃ ᎪᎯ ᏥᎩ ᎬᏂᎨᏒ ᏥᏂᎨᎬᏁᎸ ᎤᎾᏓᏅᏘ ᏧᏤᎵᎦ; (aiōn )
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎨᏥᏍᏛᏗᏍᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎨᎬᏓᏁᏗ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᏓᏛᏗᏍᎩ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎠᎦᏔᎲ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ, ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏒᎢ, (aiōnios )
Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, (aiōnios )
ᎾᏍᎩᏃ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏩᏒ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ, ᎾᏍᎩ ᎢᎩᏙᏓ, ᎾᏍᎩ ᎢᎩᎨᏳᎯᏳ ᏥᎨᏒᎩ, ᎠᎴ ᏥᎩᏁᎸ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏓᎦᎵᏍᏓᏗᏍᎩ, ᎠᎴ ᎣᏍᏛ ᎤᏚᎩ ᎬᏗ ᎨᏒ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒᎢ, (aiōnios )
En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, (aiōnios )
ᎠᏎᏃ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏅᏓᏳᎵᏍᏙᏔᏅᎩ ᎥᎩᏙᎵᏨᎩ; ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᎨᏒ ᎾᎩᎬᏫᏳᏒ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᏩᏁᏗᏱ ᏩᏍᏛ ᎬᏂᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏧᎾᏟᎶᏍᏙᏗ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎣᏂ ᎬᏬᎯᏳᏅᎯ ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏫᏚᎷᎩ. (aiōnios )
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios )
Ꭷ, ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎡᎯ, ᎠᏲᎱᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ, ᎤᏩᏒᎯ ᎠᎦᏔᎿᎭᎢ ᎤᏁᎳᏅᎯ, ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ; ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎲᏗᏍᎨᏍᏗ ᎣᏍᏛ ᎠᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎭᎵᎮᏍᏗ. ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᎬᏂᏛ ᎨᏒ ᏘᏂᏴ, ᎾᎿᎭᎾᏍᏉ ᎡᏣᏯᏅᏛ ᏥᎩ, ᎠᎴ ᏣᏃᏅᎯ ᏥᎩ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏗ ᎨᏒ ᎤᏂᏣᏘ ᎠᏂᎦᏔᎯ ᎠᏂᏚᏔᎲᎢ. (aiōnios )
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎤᏩᏒᎯ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎤᎯ, ᎢᎦᎦᏛ ᎡᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎢᎦᎦᏛ ᎾᎿᎭᎩᎶ ᎬᏩᎷᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎤᎪᎲᎩ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎴ ᎬᏩᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩ ᎠᏥᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏗ ᎨᏒ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎨᏎᏍᏗ. ᎡᎺᏅ. (aiōnios )
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios )
ᎩᏁᏤᎮᏍᏗ ᏧᏁᎿᎭᎢ ᏥᎩ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎾᏍᎩ ᎤᎾᏢᏉᏗ ᏱᏉ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎴ ᎤᎾᎵᏍᎦᏍᏙᏙᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎤᏓᎵᏓᏍᏗ ᎨᏅᎢᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎤᏁᎳᏅᎯᏍᎩᏂ ᎬᏂᏛ ᎠᎾᎵᏍᎦᏍᏙᏗᏍᎨᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᎤᏣᏘ ᎢᎩᏁᎯ ᏥᎩ ᎾᎦᎥ ᏄᏓᎴᏒ ᎣᏍᏛ ᎢᎦᎵᏍᏓᏁᏗ. (aiōn )
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎢᎩᏍᏕᎸᏛ ᏥᎩ, ᎠᎴ ᎢᎩᏯᏅᏛ ᏥᎩ ᎤᏩᏔᏅᎯ ᎦᎸᏉᏗ ᎠᏓᏯᏅᏗ ᎨᏒᎢ, ᎥᏝ ᎠᏴ ᏕᎩᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᏱᏅᏧᎵᏍᏙᏔᏅ, ᎤᏩᏒᏍᎩᏂ ᎤᏓᏅᏖᎸᎢ ᎠᎴ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᏅᏧᎵᏍᏙᏔᏅ, ᎾᏍᎩ ᎢᎩᏁᎸᎯ ᏥᎩ ᏅᏧᏓᎴᏅᎲᎾ, ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎨᏒ ᎢᏳᏍᏗ, (aiōnios )
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏁᎳᎩ ᎨᎵᎭ ᏂᎦᏛ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎾᏆᎵᏍᏓᏁᎵᏙᎲᎢ ᎨᎦᏑᏰᏛ ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᎭ, ᎠᎴ ᎤᏂᏩᏛᏗᏱ ᎠᎵᏍᏕᎸᏙᏗ ᎾᏍᎩ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᏅᏓᏳᎵᏍᎪᎸᏔᏅᎯ, ᎠᎴ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒᎢ. (aiōnios )
Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid. (aiōnios )
ᏗᎹᏰᏃ ᎠᏋᏕᏨ, ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᎭ ᎤᏟ ᎤᏰᎸᏅ ᎪᎯ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏕᏏᎶᏂᎦ ᏭᎶᏒ; ᏞᏏᏂ ᎨᎴᏏᏱ ᏭᎶᏒ, ᏓᏓᏏ ᏕᎵᎺᏏᏱ ᏭᎶᏒ; (aiōn )
Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie. (aiōn )
ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎠᏎ ᏛᏇᏓᎴᏏ ᏂᎦᎥ ᎤᏲ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒᎢ; ᎠᎴ ᏛᎩᏍᏆᏂᎪᏔᏂ ᎦᎸᎳᏗ ᎡᎯ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏗᎨᏒ ᏫᎦᎷᎩ. ᎾᏍᎩ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ, ᎡᎺᏅ. (aiōn )
En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᏧᎵᏠᏯᏍᏗ ᎤᏚᎩ ᎬᏗ ᎨᏒ ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏩᏛᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏞᏩᏥᎪᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏧᏚᎢᏍᏔᏁ ᎠᏏ ᎾᏓᎴᏂᏍᎬᎾ ᏥᎨᏎ ᎡᎶᎯ; (aiōnios )
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, (aiōnios )
ᎢᎨᏲᎲᏍᎦ, ᎾᏍᎩ ᎢᏓᏓᏱᎲ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏁᎶᏙᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᎡᎯ ᎠᏚᎸᏅᏗ ᎨᏒᎢ, ᎢᎦᎵᏏᎾᎯᏍᏗ ᎠᎴ ᏚᏳᎪᏛᎢ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏒ ᏱᏓᎴᏂᏙᎭ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎨᏒᎢ; (aiōn )
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (aiōn )
ᎾᏍᎩ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᏗᎦᏚᏓᎴᏍᏔᏅᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎾᏍᎩᏯ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ ᎢᎦᏤᎵ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎾᏍᎩᏯ ᎤᏚᎩ ᎢᎬᏒᎢ. (aiōnios )
Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. (aiōnios )
ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎢᏳᏍᏗ ᏱᎩ ᏞᎦ ᏳᏓᏅᏒ ᎾᏍᎩ ᏘᏯᏓᏂᎸᎢᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎤᏕᏗᏱ. (aiōnios )
Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben. (aiōnios )
ᎪᎯ ᎤᎵᏍᏆᎸᏗ ᏕᎨᏌᏗᏒ ᎢᎩᏁᏤᎸ ᎤᏪᏥ ᎤᏮᏔᏅ, ᎾᏍᎩ ᎤᏪᎧᏅ ᎤᏤᎵ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏂᎦᏗᏳ ᏧᏓᎴᏅᏛ, ᎾᏍᎩ ᎾᏍᏉ ᎬᏗᏍᎬ ᎡᎶᎯ ᏚᏬᏢᏁᎢ; (aiōn )
heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; (aiōn )
ᎤᏪᏥᏍᎩᏂ ᎯᎠ ᏂᎦᏪᏎᎭ, ᏣᏤᎵ ᎦᏍᎩᎸ, ᏣᏁᎳᏅᎯ, ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸ ᏂᎬᏩᏍᏗᏉ; ᎠᏙᎳᏅᏍᏗ ᏚᏳᎪᏛ ᎠᏛᏁᏙᏗ ᎾᏍᎩ ᎠᏙᎳᏅᏍᏗ ᎪᎱᏍᏗ ᏨᏗᎭ ᎾᎿᎭᏣᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒᎢ. (aiōn )
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. (aiōn )
ᎾᏍᏉ ᎢᎸᎯᏢ ᎯᎠ ᏂᎦᏪᎭ, ᎠᏥᎸ-ᎮᎶᎯ ᏂᎯ ᏂᎪᎯᎸᎢ ᎺᎵᎩᏏᏕᎩ ᏄᏍᏛ ᎾᏍᎩᏯᎢ. (aiōn )
Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. (aiōn )
ᎠᎴ ᏄᎪᎸᎾ ᎾᎬᏁᎸ, ᎾᏍᎩ ᎠᏩᏘᏍᎩ ᏄᎵᏍᏔᏁ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎤᎾᎵᏍᏕᎸᏙᏗ ᎨᏒ ᎾᏂᎥ ᎬᏬᎯᏳᎲᏍᎩ; (aiōnios )
En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; (aiōnios )
ᏗᏓᏬᏍᏗ ᎨᏒ ᏗᏕᏲᏅᎯ ᎤᎬᏩᎵ, ᎠᎴ ᏗᏓᏏᏔᏗᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎵ, ᎠᎴ ᏧᏂᏲᎱᏒᎯ ᏧᎾᎴᎯᏐᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎵ, ᎠᎴ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏗᎫᎪᏙᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎵ. (aiōnios )
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. (aiōnios )
ᎠᎴ ᎤᎾᏁᎶᏔᏅᎯ ᏥᎩ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵᎦ, ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏛ ᎨᏒ ᎤᎵᏍᏆᎸᏗ ᎨᏒᎢ, (aiōn )
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, (aiōn )
ᎾᎿᎭᏥᏌ ᎢᎬᏱ ᎡᎩ ᏫᎩᏴᏎᎸᎯ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᏄᎬᏫᏳᏒ ᎠᏥᎸ-ᎨᎶᎯ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᏥᎧᏅᎯ ᏥᎩ, ᎺᎵᎩᏏᏕᎩ ᏄᏍᏛ ᎾᏍᎩᏯᎢ. (aiōn )
Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. (aiōn )
ᎯᎠᏰᏃ ᏂᎦᏪᎭ ᎧᏁᎬᎢ, ᎠᏥᎸᎮᎶᎯ ᎨᎭ ᏂᎪᎯᎸᎢ ᎺᎵᎩᏏᏕᎩ ᏄᏍᏛ ᎾᏍᎩᏯᎢ. (aiōn )
Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (aiōn )
( ᎾᏍᎩᏰᏃ Ꮎ ᎠᏥᎸ-ᎠᏁᎶᎯ ᏂᎨᎬᏁᎮ ᎠᏎᎵᏔᏅᎯ ᏂᎨᏒᎾ; ᎯᎠᏍᎩᏂ Ꮎ ᎠᏎᎵᏔᏅᎯ ᎨᏒ ᎠᎬᏓᏁᎴᎢ, ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏪᏎᎸᎯ, ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏎᎵᏔᏅ ᎠᎴ ᎥᏝ ᎠᎦᏁᏟᏴᎾ ᏂᎯ ᎠᏥᎸ-ᎮᎶᎯ ᏂᎪᎯᎸᎢ ᎺᎵᎩᏏᏕᎩ ᏄᏍᏛ ᎾᏍᎩᏯᎢ.) (aiōn )
(want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). (aiōn )
ᎯᎠᏍᎩᏂ [ ᎠᏍᎦᏯ ] ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏤᎭ ᎤᎶᏏᎲᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏥᎸ-ᎨᎶᎯ ᎨᏒᎢ. (aiōn )
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. (aiōn )
ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗᏰᏃ ᏴᏫ ᏗᏂᏩᎾᎦᎳ ᏄᏂᎬᏫᏳᏒ ᎠᏥᎸ-ᎠᏁᎶᎯ ᏄᏅᏁᎰᎢ; ᎧᏁᏨᎯᏍᎩᏂ ᎠᏎᎵᏔᏅᎯ ᎠᏍᏓᏱᏗᏍᏔᏅᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᎤᎵᏁᏨ ᎣᏂ ᏧᎵᏁᏤᎢ, ᎤᏪᏥ [ ᎠᏥᎸᎨᎶᎯ ] ᏄᏩᏁᎴ ᎾᏍᎩ ᏂᎪᎯᎸ ᎦᎷᎶᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎩ. (aiōn )
Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. (aiōn )
ᎥᏝ ᎠᎴ ᏴᏫ ᏗᏂᎭᏄᎸᎯ ᎠᎴ ᏩᎦ ᎠᏂᎩᎾ ᎤᏂᎩᎬ ᎬᏗᏍᎬᎢ, ᎤᏩᏒᏍᎩᏂ ᎤᎩᎬ ᎬᏗᏍᎬᎢ, ᏌᏉ ᏄᏴᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᏗᎨᏒᎢ, ᎿᎭᏉ ᎾᏍᎩ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᎫᏴᏙᏗ ᎢᎩᏩᏛᎡᎸ. (aiōnios )
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. (aiōnios )
ᎢᎳᎪ ᎢᏴᏛ ᎢᎦᎢ ᎤᏟᎯᏳ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎩᎬ, ᏗᏣᏓᏅᏙ ᏙᏓᏥᏅᎦᎸᎡᎵ ᏙᏓᏥᎧᎲᏏ ᎠᏓᎯᎯ ᏕᏥᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎢ, ᎬᏂᏛᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏤᏣᏁᎶᏙᏗᏱ ᏅᏓᏨᏁᎵ ᎾᏍᎩ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎡᎯ ᎠᏓᏅᏙ ᎬᏗᏍᎬ ᏄᏓᏅᎦᎸᎾ [ ᎠᏍᎦᎾ, ] ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏩᏒ ᎤᏓᎵᏍᎪᎸᏔᏅᎯ ᏥᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏓᎵᏍᎪᎸᏓᏁᎸᎯ ᏥᎩ? (aiōnios )
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen? (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎠᏰᎵ ᎠᎴᎲᏍᎩ ᏂᎦᎵᏍᏗᎭ ᎢᏤ ᎧᏃᎮᏛ ᏓᏠᎯᏍᏛᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏲᎱᏒᎯ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᏗᎬᏭᏓᎴᏍᏗ ᎢᏳᏓᏍᏙᏗᏱ ᎢᎬᏱᏱ ᎧᏃᎮᏛ ᏓᏠᎯᏍᏛ ᎤᏂᏲᏍᏔᏅᎢ, ᎾᏍᎩ ᎨᏥᏯᏅᏛ ᏥᎩ ᎤᎾᏤᎵ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎠᏚᎢᏍᏛ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎤᎾᏘᏯᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒᎢ; (aiōnios )
En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. (aiōnios )
ᎢᏳᏰᏃ ᎾᏍᎩ ᏱᏄᏍᏕᎢ ᎿᎭᏉ ᎤᏣᏘ ᎠᏎ ᎢᏳᎩᎵᏲᏨᎯ ᏱᏂᎦᎵᏍᏗᏍᎨ ᎡᎶᎯ ᏧᏙᏢᏅ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ; ᎪᎯᏍᎩᏂ ᎨᏒ ᎤᏩᏒ ᎠᏓᎵᏍᎪᎸᏗᏍᎬ ᎠᏍᎦᏂ ᎨᏒ ᎠᎲᏍᎬᎢ ᏌᏉ ᎬᏂᎨᏒ ᏄᏓᏛᏁᎸ ᎤᎵᏍᏆᎸᏗ ᏕᎨᏌᏗᏒᎢ. (aiōn )
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. (aiōn )
ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎢᏛᏗᏍᎬ ᎢᏙᎵᎦ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎧᏁᎬ ᎬᏔᏅᎯ ᎨᏒ ᎡᎶᎯ ᏚᏙᏢᏅᎢ, ᎾᏍᎩᏃ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎠᎪᏩᏛᏗ ᏥᎩ ᎥᏝ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᎵᏍᏔᏅᎯ ᎨᏒ ᏗᎪᏢᏔᏅᎯ ᏱᎩ. (aiōn )
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (aiōn )
ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᏅᏩᏍᏗᏉ ᎤᏒᎯ ᏥᏄᏍᏛ, ᎠᎴ ᎪᎯ ᎢᎦ, ᎠᎴ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. (aiōn )
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (aiōn )
ᎤᏁᎳᏅᏗᏃ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᎠᏓᏁᎯ, ᎾᏍᎩ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎤᏲᎱᏒ ᏔᎵᏁ ᏧᎴᏔᏅᎯ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎠᏥᎸᏉᏗ ᎠᏫ-ᏗᎦᏘᏯ ᎢᏯᎬᏁᎸᎯ, ᎬᏔᏅᎯ ᎩᎬ, ᎠᏲᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎧᏃᎮᏛ ᏓᏠᎯᏍᏛ ᎠᏍᏓᏱᏗᏍᎩ, (aiōnios )
De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, (aiōnios )
ᏂᏥᎪᎸᎾ ᎢᏨᏁᏗ ᎨᏎᏍᏗ, ᏂᎦᎥ ᎣᏍᏛ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᏗᎨᏥᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎣᏏᏳ ᎤᏰᎸᏗ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᎣᏍᏛ ᎤᏰᎸᏗ ᎨᏒ ᎢᏣᏛᏁᏗᏱ ᏂᏨᏁᎲ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ; ᎾᏍᎩ ᎠᏥᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ. ᎠᎺᏅ. (aiōn )
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎠᎴ ᎦᏃᎦ ᎠᏥᎸ ᎾᏍᎩᏯᎢ ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᎠᎧᎵᎢ ᏂᏚᏳᎪᏛᎾ ᎨᏒ ᎾᏍᎩᏯ. ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏍᏗ ᎦᏃᎦ ᎤᏓᏑᏴ ᎢᎦᏙᏢᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎦᏓᎭ ᎢᎬᏁᎯ ᏂᎬ ᎠᏰᎸᎢ, ᎠᎴ ᎠᏥᏍᏢᏍᎩ ᎠᎢᏒ ᎠᏁᎳᏅᎯ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏨᏍᎩᏃᎢ ᎤᏓᏳᏓᎴᏅᎯ ᎠᏥᏥᏍᏝᏫᏍᏗᏍᎩ. (Geenna )
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. (Geenna )
ᏔᎵᏁ ᎢᏣᏕᏅᎯ ᎨᏒᎢ, ᎥᏝ ᎠᏲᎩ ᎤᎦᏔ ᎢᏣᏕᏔᏅᎯ ᏱᎩ, ᎠᏲᎩᏍᎩᏂ ᏂᎨᏒᎾ, ᎧᏃᎥᏛ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏟᎵ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ ᎾᏍᎩ ᎬᏃᏛ ᏥᎩ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸ ᎡᎯ ᏥᎩ. (aiōn )
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏃ ᎯᎠ ᎧᏃᎮᏛ ᎾᏍᎩ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎡᏣᎵᏥᏙᏁᎲᎢ ᏤᏣᎵᏥᏙᏁᎭ. (aiōn )
Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. (aiōn )
ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎦᏬᏂᏍᎨᏍᏗ, ᎾᏍᎩᏯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏄᏪᏒ ᎦᏬᏂᏍᎨᏍᏗ. ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᏓᏯᏙᎮᎮᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᏰᎵ ᎢᎬᏩᏛᏁᏗ ᎨᏒ ᎤᎵᏍᎪᎸᏓᏁᎲ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎾᏍᎩ ᎾᏛᏁᎮᏍᏗ; ᎾᏍᎩᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏂᎦᎥ ᏕᏥᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᎠᏥᎸᏉᏗᏳ ᎢᎬᏩᎵᏍᏙᏗ ᏱᎩ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎨᏒ ᏱᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᎭ; ᎾᏍᎩ ᎤᏤᎵᎦ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒ ᏂᎪᎯᎸ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎠᏗᎾ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏣᏔᏅᎯ ᎤᏓᏙᎵᏣᏘ ᎾᏍᎩ ᎢᎩᏯᏅᏛ ᏥᎩ ᎤᏤᎵ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒ ᏫᎩᎷᎯᏍᏗᏱ, ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᎬᏗᏍᎬᎢ, ᎾᏍᎩ ᏞᎦ ᎢᏥᎩᎵᏲᏨᎯ ᎨᏎᏍᏗ, ᏂᏥᎪᎸᎾ ᏫᏂᏨᎦ, ᎠᎴ ᏫᏣᎵᏂᎪᎯᏍᏓ, ᎠᎴ ᎢᏣᎵᏂᎩᏛ ᏫᏂᏨᎦ, ᎠᎴ ᎦᏰᏥᏖᎸᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏫᏂᏨᎦ. (aiōnios )
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎤᏤᎵ ᎨᏎᏍᏗ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒ ᏂᎪᎯᎸ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎾᏍᎩᏰᏃ ᏂᏣᏛᏁᎲ ᎤᏣᏔᏅᎯ ᎡᏥᏁᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎢᏥᏴᏍᏗᏱ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏗᎨᏒ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎠᎴ ᎢᎩᏍᏕᎵᏍᎩ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ. (aiōnios )
Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (aiōnios )
ᎤᏁᎳᏅᎯᏰᏃ ᏂᏚᎨᏳᏅᎾ ᏥᎨᏎ ᏗᏂᎧᎾᏩᏗᏙᎯ ᎤᏂᏍᎦᏅᏨᎯ, ᏨᏍᎩᏃᏉᏍᎩᏂ ᏥᏫᏚᏓᎢᏅᏎᎢ, ᎠᎴ ᏥᏚᏲᏎ ᏧᏓᏕᏒᏛ ᏗᎨᎦᎸᏍᏙᏗᏱ ᎤᎵᏏᎬ ᎨᏥᏍᏆᏂᎪᏙᏗᏱ ᏗᎨᎫᎪᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᎢᏳᎢ, (Tartaroō )
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō )
ᎢᏥᏁᏉᎨᏍᏗᏍᎩᏂ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎵ ᎠᎴ ᎡᏥᎦᏙᎥᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵ ᎠᎴ ᎢᎩᏍᏕᎵᏍᎩ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ; ᎾᏍᎩ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎪᎯ ᎨᏒ, ᎠᎴ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎬᏂᏛᏰᏃ ᎬᏂᎨᏒ ᏄᎵᏍᏔᏅᎩ, ᎠᎴ ᎣᎩᎪᎲᎩ, ᎠᎴ ᎣᏥᏃᎮᎭ, ᎠᎴ ᎢᏨᎾᏄᏫᏎᎭ ᎾᏍᎩ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ, ᎾᏍᎩ ᎠᎦᏴᎵᎨᎢ ᎡᎲ ᏤᎮᎢ, ᎠᎴ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏲᎬᏁᎸᎯ ᏥᎩ — (aiōnios )
(Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) (aiōnios )
ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᎦᎶᏐᎲᏍᎦ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᎠᏚᎸᏗ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ Ꮎ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᏓᏅᏖᏍᎬ ᏧᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᏂᎪᎯᎸ ᎡᎭ. (aiōn )
En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. (aiōn )
ᎠᎴ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎢᎩᏚᎢᏍᏓᏁᎸᎯ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏂᏛ. (aiōnios )
En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven. (aiōnios )
ᎩᎶ ᏗᎾᏓᏅᏟ ᎠᏍᎦᎩ ᏱᎩ ᎾᏍᎩ ᏴᏫ ᎠᎯᎯ; ᎢᏥᎦᏔᎭᏃ ᏴᏫ ᎠᎯᎯ ᎬᏂᏛ ᏄᏪᎲᎾ ᎨᏒᎢ. (aiōnios )
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. (aiōnios )
ᎯᎠᏃ ᎾᏍᎩ ᏄᏍᏗ ᎧᏃᎮᎸᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎩᏁᎸ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎬᏂᏛ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎬᏂᏛ ᎤᏪᏥ ᎤᏤᎵᎦ ᎨᏒᎢ. (aiōnios )
En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏄᏍᏗ ᎢᏨᏲᏪᎳᏏ ᎢᏦᎯᏳᎲᏍᎩ ᏚᏙᎥ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ, ᎢᏣᏙᎴᎰᎯᏍᏗᏱ ᎬᏂᏛ ᎢᏤᎲᎢ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎢᏦᎯᏳᏗᏱ ᏚᏙᎥ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ. (aiōnios )
Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (aiōnios )
ᎢᏗᎦᏔᎭᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ ᎤᎷᏨᎢ, ᎠᎴ ᎢᎩᏁᎸ ᎢᎪᎵᏍᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᎡᏙᎵᏍᏗᏱ ᎾᏍᎩ ᎦᏰᎪᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎩ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎡᏗᏯᎠ ᎦᏰᎪᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᎤᏪᏥ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ. ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎤᏁᎳᏅᎯ, ᎠᎴ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎬᏂᏛ. (aiōnios )
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. (aiōnios )
ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᎭ ᎾᏍᎩ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒ ᏥᎩᏯᎠ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᏎ ᏥᎨᎳᏗᏙᎮᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸᎢ. (aiōn )
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn )
ᎠᎴ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏄᏂᏍᏆᏂᎪᏔᏅᎾ ᏥᎨᏎ ᏄᏂᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᏂᎨᎬᏁᎸ ᏧᏅᏕᏤᏉᏍᎩᏂ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ ᎠᏁᎲᎢ, ᏧᏓᏕᏒᏛ ᏗᎬᏩᏲᎢᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏕᎨᎦᎸᏍᏗ ᎤᎵᏏᎬᎢ, ᎦᎸᏉᏗᏳ ᏗᎫᎪᏙᏗᏱ ᎢᎦ ᎠᏍᏆᎸᎲ ᎬᏗᏍᎩ. (aïdios )
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. (aïdios )
ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏐᏓᎻ ᎠᎴ ᎪᎹᎵ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎾᎥ ᏥᏕᎦᏚᎮᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎾᎾᏛᏁᎮ ᏓᎾᏓᏲᏍᎨ ᎤᏕᎵᏛ ᏗᏂᏏᏗ ᎨᏒ ᏧᏂᎸᏫᏍᏓᏁᏗᏱ, ᎠᎴ ᎠᏂᏍᏓᏩᏗᏙᎮ ᎤᏇᏓᎵ ᎠᏍᏓᏳᏛᏍᏗ ᎤᏇᏓᎵ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎠᏓᏕᏯᏔᎲᏍᎩ ᏂᎨᎬᏁᎴᎢ ᎠᏂᎩᎵᏲᎨ ᎤᏂᏍᏛᏗᏍᏗ ᎨᏒ ᎬᏠᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏥᎸᏱ. (aiōnios )
Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. (aiōnios )
ᎠᎺᏉᎯ ᎤᎿᎭᎸᎯ ᏗᎵᏍᏗᎳᏁᎩ, ᎤᏅᏒ ᎤᎾᏕᎰᎯᏍᏗᏍᎩ ᎠᏂᎾᏄᎪᏫᏍᎩ; ᏃᏈᏏ ᎤᏂᏅᏅ ᎤᎾᏞᏛ, ᎾᏍᎩ ᎤᏣᏘ ᎬᎿᎭᎨ ᎤᎵᏏᎬ ᏥᎨᎦᏛᏅᎢᏍᏓᏁᎸ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. (aiōn )
Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (aiōn )
ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎡᏥᎨᏳᎢᏳ ᎨᏒ ᏕᏥᏂᏴᏎᏍᏗ, ᎢᏥᎦᏖᏃᎮᏍᏗ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎬᏂᏛ ᎠᏓᏁᎯ ᏥᎩ. (aiōnios )
Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios )
ᎾᏍᎩ ᎤᏩᏒᎯ ᎠᎦᏔᎾᎢ ᏥᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎩᏍᏕᎵᏍᎩ, ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ, ᏄᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ, ᎪᎯ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎠᎴ ᎢᎩᎬᏫᏳᎯ ᎠᎴ ᎠᏥᎸ-ᎢᏕᎶᎯ ᎢᎬᏁᎸᎯ ᏥᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎾᏍᎩ ᎤᏙᏓ ᏧᏤᎵᎦ; ᎾᏍᎩ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎠᎪᏎᎮᏍᏗ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎠᏴ ᎬᏃᏛ ᎠᎩᏲᎱᏒᎯ ᏥᎨᏒᎩ; ᎠᎴ ᎬᏂᏳᏉ ᎬᏃᏛ ᎨᏎᏍᏗ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ, ᎡᎺᏅ; ᎠᎴ ᏗᏍᏚᎢᏍᏗ ᏨᏍᎩᏃ ᎠᎴ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᏕᏥᏁᎠ. (aiōn , Hadēs )
En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. (aiōn , Hadēs )
ᎾᏍᎩᏃ ᏗᏅᏃᏛ ᎠᏂᎸᏉᏓ ᎠᎴ ᎠᎾᎵᎮᎵᏥ ᎾᏍᎩ ᎦᏍᎩᎸ ᎤᏬᎵ, ᎾᏍᎩ ᏂᎪᎯᎸ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᏤᎭ, (aiōn )
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; (aiōn )
ᎿᎭᏉ ᏅᎩᏦᏁ ᎢᏯᏂᏛ ᏧᎾᏛᏐᏅᎯ ᎡᎳᏗ ᏓᎾᏓᏅᎥᏍᎪ ᎢᎬᏱᏗᏢ ᎤᏬᎸ ᎾᏍᎩ ᎦᏍᎩᎸ ᎤᏬᎵ, ᎠᎴ ᎠᎾᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎰ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏂᎪᎯᎸ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᏤᎭ, ᎠᎴ ᏧᎾᎵᏍᏚᎶ ᎦᏍᎩᎸ ᎢᎬᏱᏗᏢ ᏚᎾᏓᎡᎯ, ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎪᎢ; (aiōn )
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: (aiōn )
ᏂᎦᏗᏳᏃ ᎪᏢᏅᎯ ᎨᏒ ᎦᎸᎳᏗ ᎡᎲ, ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᎡᎲ, ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᎭᏫᏂᏗᏢ ᎡᎲ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᎺᏉᎯ ᎠᏁᎲ, ᎠᎴ ᏂᎦᏛ ᎾᎿᎭᎠᏂᏯᎥᎢ, ᎠᏆᏛᎦᏅᎩ ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎬᎢ, ᎣᏍᏛ ᎧᏁᎢᏍᏓᏁᏗ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᎦᏍᎩᎸ ᎤᏬᎵ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᎤᏃᏕᎾ ᎠᎩᎾ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏂᎪᎯᎸᎢ. (aiōn )
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. (aiōn )
ᎠᎴ ᏫᏓᏆᎧᎾᏅᎩ, ᎠᎴ ᎬᏂᏳᏉ ᎤᏬᏓᎸ [ ᏗᎧᏃᏗᏱ ] ᏐᏈᎵ [ ᏫᏥᎪᎥᎩ ]; ᎠᎴ ᎾᎿᎭᎤᎩᎵ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᏚᏙᎥᎩ, ᎠᎴ ᏨᏍᎩᏃ ᎤᏍᏓᏩᏗᏒᎩ; ᎠᎴ ᎨᎦᎵᏍᎪᎸᏓᏁᎸᎩ ᎾᏍᎩ ᏅᎩ ᎢᎦᏛᎯ ᎨᏒ ᎡᎶᎯ ᎾᏍᎩ ᏌᏉ ᏄᏓᎥ ᎾᎿᎭᏧᏂᎯᏍᏗᏱ ᎠᏰᎳᏍᏗᎦᏅᎯᏛ ᎬᏗ, ᎠᎴ ᎠᎪᏄ ᎬᏗ, ᎠᎴ ᎥᏳᎩ ᎬᏗ, ᎠᎴ ᎢᎾᎨ ᎠᏁᎯ ᎤᏂᏍᎦᏎᏗ ᏗᎬᏗ. (Hadēs )
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. (Hadēs )
ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎬᎩ, ᎡᎺᏅ; ᎣᏍᏛ ᎡᏣᏁᎢᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎡᏣᎸᏉᏙᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎯᎦᏔᎾᎢᏳ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎡᏣᎵᎮᎵᏤᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎡᏣᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏣᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏣᎵᏂᎪᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᏣᏤᎵ ᎨᏎᏍᏗ ᏍᎩᏯᏁᎳᏅᎯ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ. ᎡᎺᏅ. (aiōn )
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ᎯᏍᎩᏁᏃ ᎨᏒ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎤᏤᎷᎯᏒᎩ, ᎠᎩᎪᎲᎩᏃ ᏃᏈᏏ ᎦᎸᎶᎢ ᏓᏳᏓᎴᏅᎩ ᎡᎶᎯᏃ ᎤᏬᏥᎸᎩ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ [ ᏃᏈᏏ ] ᎠᏥᏕᎸᎩ ᎠᏍᏚᎢᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᏔᎴᏒ ᎠᏍᏚᎢᏍᏙᏗ. (Abyssos )
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. (Abyssos )
ᎠᎴ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᏔᎴᏒ ᎤᏍᏚᎢᏒᎩ, ᏧᎦᏒᏍᏗᏃ ᎾᎿᎭᎠᏔᎴᏒ ᏓᏳᎵᏌᎳᏓᏅᎩ, ᎾᏍᎩᏯ ᎡᏆ ᏔᎷᎩᏍᎩ ᎬᎾᏬᏙᏗᏱ ᏥᏚᎦᏒᏍᏙᎢ; ᏅᏙᏃ ᎢᎦ ᎡᎯ ᎠᎴ ᎦᏃᎴᏍᎬ ᎤᏜᏓᏅᏛ ᏚᎵᏏᎲᏒᎩ ᏅᏓᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎬᎩ ᏧᎦᏒᏍᏗ ᎠᏔᎴᏒ ᏙᏗᎴᎲᏍᎬᎢ. (Abyssos )
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. (Abyssos )
ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏂᎧᎲᎩ ᎾᏍᎩ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏥᎩ ᎾᏍᎩ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᏔᎴᏒᎢ, ᎾᏍᎩᏃ ᎠᏂᏈᎷ ᎤᏂᏬᏂᎯᏍᏗ ᎠᏆᏙᎾ ᏚᏙᎥ, ᎠᏂᎪᎢᏍᎩᏂ ᎤᏂᏬᏂᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᏉᎵᏯᏂ ᏚᏙᎥ. (Abyssos )
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon. (Abyssos )
ᎠᎴ ᎤᏁᎢᏍᏔᏅᎩ, ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸ ᏤᎭ, ᎾᏍᎩ ᎦᎸᎶᎢ ᎤᏬᏢᏅᎯ ᏥᎩ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᏤᎿᎭᎠ, ᎠᎴ ᎡᎶᎯ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᏤᎿᎭᎠ, ᎠᎴ ᎠᎺᏉᎯ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᏤᎿᎭᎠ, ᎥᏝ ᎿᎭᏉ ᎤᏟ ᎢᎪᎯᏛ ᏱᎪᎯᏗᏏᏎᏍᏗ ᎤᏛᏅᎩ. (aiōn )
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; (aiōn )
ᎿᎭᏉᏃ ᎤᏂᏍᏆᏛ ᎾᏍᎩ ᎤᏂᏃᎮᏗ ᎨᏒᎢ, ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎾᏍᎩ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᏔᎴᏒ ᏨᏗᎦᎾᏄᎪᎦ ᏓᎿᎭᏩ ᏅᏓᎬᏁᎵ ᏓᏳᎾᏡᏔᏂ, ᎠᎴ ᏓᏳᏂᏎᎪᎩᏏ, ᎠᎴ ᏙᏓᏳᏂᎵ. (Abyssos )
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos )
ᎦᎵᏉᎩᏁᏃ ᎨᏒ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎤᏤᎷᎯᏒᎩ; ᎠᎴ ᎦᎸᎳᏗ ᎢᏴᏛ ᎠᏍᏓᏯ ᏗᎧᏁᎬᎩ ᎩᎶᎢ, ᎯᎠ ᏅᏓᎦᏪᏍᎬᎩ, ᎠᏰᎵ ᏕᎪᏢᏩᏗᏒ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ, ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎤᏤᎵ ᎦᎶᏁᏛ ᏧᎾᏤᎵ ᏂᏕᎦᎵᏍᏓ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏎᏍᏗ. (aiōn )
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn )
ᎠᎴ ᏅᏩᏓᎴ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎥᏥᎪᎥᎩ ᎦᎸᎶᎢ ᎠᏰᎵ ᎨᏒ ᎦᏃᎯᎵᏒᎩ, ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎦᏁᎲᎩ ᏧᎵᏥᏙᏁᏗ ᎾᏍᎩ Ꮎ Ꮎ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ, ᎠᎴ ᏂᎦᏗᏳ ᎤᎾᏓᏤᎵᏛ ᏓᏁᏩᏗᏒ ᏴᏫ, ᎠᎴ ᏗᏂᎳᏍᏓᎳᏩᏗᏒᎢ, ᎠᎴ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᏗᏂᏬᏂᏍᎩ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ, (aiōnios )
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios )
ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᏂᎩᎵᏲᎬ ᏚᎦᏒᏍᏛ ᏓᎴᎲᏍᎦ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ; ᎠᎴ ᎥᏝ ᎬᏩᎾᏣᏪᏐᎸᏍᏙᏗ ᏱᎩ, ᎢᎦ ᎠᎴ ᏒᏃᏱ, ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎠᎾᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎯ ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏣᎦᏟᎶᏍᏔᏅᎯ, ᎠᎴ ᎾᏂᎥᏉ ᎩᎶ ᎾᏍᎩ ᏚᏙᎥ ᎨᎪᏪᎶᏔᏅᎯ. (aiōn )
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn )
ᎠᏏᏴᏫᏃ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏅᎩ ᎢᏯᏂᏛ ᎨᏒ ᏗᏅᏃᏛ ᎦᎵᏉᎩ ᎢᏯᏂᏛ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏚᏁᎸᎩ ᎦᎵᏉᎩ ᎫᎫ ᎠᏕᎸᏓᎶᏂᎨ ᏗᎪᏢᏔᏅᎯ, ᏗᎧᎵᎢ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏔᎳᏬᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸ ᏤᎭ. (aiōn )
En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. (aiōn )
ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᏥᎪᎥᎩ, ᎡᎲᎩ, ᎠᎴ ᎥᏝ ᏰᎭ; ᎠᎴ ᏙᏛᎴᏂ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᏗᏔᎴᏒ ᏓᎦᏄᎪᏥ, ᎠᎴ ᎠᏥᏛᏙᏗᏱ ᏮᏓᎦᎶᏏ, ᎾᏍᎩᏃ Ꮎ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ ᎾᏍᎩ ᏚᎾᏙᎥ ᏂᏗᎪᏪᎳᏅ Ꮎ ᎬᏂᏛ ᎪᏪᎵᎯ ᎡᎶᎯ ᏧᏙᏢᏅ ᏅᏓᎬᏩᎴᏅᏛ ᏛᏂᏍᏆᏂᎪᏏ ᎠᏂᎪᎲᎭ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎾᏍᎩ ᏤᎲᎩ, ᎠᎴ ᏁᎲᎾ ᏥᎩ, ᎠᏎᏃ ᎾᏍᎩ ᏤᎭ. (Abyssos )
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is. (Abyssos )
ᎠᎴ ᏔᎵᏁ ᏱᎰᏩ ᎡᏗᎸᏉᏓ ᎤᎾᏛᏅᎩ. ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎤᏤᎵ ᏧᎦᏒᏍᏗ ᏓᎴᎲᏍᎬᎩ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ. (aiōn )
En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. (aiōn )
ᏅᎩᏃ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎠᏥᏴᎩᏅᎩ, ᎠᎴ ᎠᎦᏠᏯᏍᏔᏅᎩ ᎤᏠᎾᏍᏗ ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ ᎾᏍᎩ ᎠᎦᏔᎲ ᎤᏍᏆᏂᎪᏗ ᏥᏚᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎩ, ᎾᏍᎩ ᏥᏕᎦᎶᏄᎮᏗᏍᎬᎩ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎤᏤᎵ ᎤᏓᏰᎸᏙᏗ ᏗᎨᏥᏰᎸᏔᏅᎯ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏣᎦᏟᎶᏍᏔᏅᎯ ᎠᎾᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎯ. ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎢᏧᎳ ᏗᎬᏅᏃᏛ ᏫᏕᎨᎦᏓᎢᏅᏒᎩ ᎠᏥᎸ ᏨᏓᎸ ᎾᎿᎭᏌᎪᏂᎨ ᎠᏓᏪᎳᎩᏍᎩ ᏗᏓᏪᎳᎩᏍᎬᎢ. (Limnē Pyr )
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Limnē Pyr )
ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯᏃ ᎥᏥᎪᎥᎩ ᎦᎸᎳᏗ ᏓᏳᏠᎠᏒᎩ, ᎦᏁᎲᎩ ᎠᏍᏚᎢᏍᏗ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎠᏔᎴᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏣᏘ ᎡᏆ ᏧᏓᏕᏒᏛ ᎤᏒᎦᎸᎩ. (Abyssos )
En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; (Abyssos )
ᎠᎴ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᏗᏔᎴᏒ ᏩᎦᏓᎢᏅᏒᎩ, ᎠᎴ ᎠᏥᏍᏚᏅᎩ, ᎠᎴ ᎤᏰᎸᏔᏅᎩ ᎠᏍᏚᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᏗᎬᏩᎶᏄᎮᏗ ᎿᎭᏉ ᏂᎨᏒᎾ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ ᏓᏁᏩᏗᏒᎢ, ᎬᏂ ᏌᏉ ᎢᏯᎦᏴᎵ ᎢᏧᏕᏘᏴᏛ ᏳᎶᏐᏅ; ᎣᏂᏃ ᎿᎭᏉ ᎠᏥᎪᏗ ᎢᎨᏎᏍᏗ ᏞᎦ. (Abyssos )
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Abyssos )
ᎠᏍᎩᎾᏃ ᎾᏍᎩ ᎤᏂᎶᏄᎮᎸᎯ ᎠᏥᎸ ᎠᎴ ᏌᎪᏂᎨ ᎠᏓᏪᎳᎩᏍᎩ ᎥᏓᎸ ᏩᎦᏓᎢᏅᏒᎩ, ᎾᎿᎭᎠᏁᎲ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎠᎴ ᎤᏠᎾᏍᏗ ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ, ᎠᎴ ᎨᏥᎩᎵᏲᎢᏍᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ. (aiōn , Limnē Pyr )
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (aiōn , Limnē Pyr )
ᎠᎺᏉᎯᏃ ᏚᏲᏒᎩ ᏧᏂᏲᎱᏒᎯ ᎾᎿᎭᏄᎾᏛᏅᎢ; ᎠᏲᎱᎯᏍᏗᏃ ᎠᎴ ᏨᏍᎩᏃ ᏚᏂᏲᏒ ᏧᏂᏲᎱᏒᎯ ᎾᎿᎭᎠᏁᎲᎢ; ᎠᎴ ᏕᎨᎫᎪᏓᏁᎸᎩ ᏂᎦᏗᏳ ᎠᏂᏏᏴᏫᎭ ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏍᏛ ᏚᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎸᎢ. (Hadēs )
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. (Hadēs )
ᎠᏲᎱᎯᏍᏗᏃ ᎨᏒ ᎠᎴ ᏨᏍᎩᏃ ᎠᏥᎸ ᏨᏓᎸ ᏫᏕᎨᎦᏓᎢᏅᏒᎩ. ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏔᎵᏁ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ. (Hadēs , Limnē Pyr )
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. (Hadēs , Limnē Pyr )
ᎾᏂᎥᏃ ᎩᎶ ( ᏚᎾᏙᎥ ) ᏂᏗᎪᏪᎸᎾ ᎨᏒ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎬᏂᏛ ᎠᏓᏁᎯ ᎪᏪᎵᎯ, ᏫᏕᎨᎦᏓᎢᎡᎬᎩ ᎠᏥᎸ ᏨᏓᎸᎢ. (Limnē Pyr )
En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs. (Limnē Pyr )
ᎤᏂᏍᎦᎡᎾᏍᎩᏂ. ᎠᎴ ᏄᏃᎯᏳᏒᎾ, ᎠᎴ ᎤᏂᏍᎦᎢᏍᏗ, ᎠᎴ ᏗᎾᏓᎯᎯ, ᎠᎴ ᎤᏂᏁᎫᏥᏛ, ᎠᎴ ᏗᎾᏙᏂᏍᎩ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏰᎸᎯ ᏗᎾᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎯ, ᎠᎴ ᏂᎦᏗᏳ ᎠᏂᏰᎪᎩ, ᎤᎾᏤᎵ ᎢᎨᎬᏁᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎥᏓᎸ ᎾᎿᎭᎠᏓᏪᎵᎩᏍᎬ ᎠᏥᎸ ᎠᎴ ᏌᎪᏂᎨ ᎠᏓᏪᎵᎩᏍᎩ; ᎾᏍᎩ ᏔᎵᏁ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᏥᎩ. (Limnē Pyr )
Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood. (Limnē Pyr )
ᎥᏝ ᎠᎴ ᏒᏃᏱ ᏱᎨᏎᏍᏗ ᎾᎿᎭᏂ, ᎥᏝ ᎠᎴ ᏳᎾᏚᎵ ᎠᏨᏍᏙᏗ, ᎠᎴ ᏅᏙ ᎢᎦᎡᎯ ᎢᎦ ᎤᏘᏍᏛᎢ; ᎤᎬᏫᏳᎯᏰᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎦ ᏓᏘᏍᏓᏁᎭ, ᎤᏂᎬᏫᏳᎯᏃ ᎨᏎᏍᏗ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. (aiōn )
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn )
ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏓᏔᎴᏒ ᎠᎹ-ᏗᏢᏗᏱ ᎠᎹ ᏂᏗᎦᏁᎲᎾ, [ ᎠᎴ ] ᎤᎶᎩᎸ ᎤᏃᎴ ᏧᏃᎸᏔᏂᏙᎰᎢ, ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎬᎾᎨ ᎤᎵᏏᎬ ᏥᎨᎦᏛᏅᎢᏍᏓᏁᎸ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. ()