< ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎹᏚ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ 4 >
1 ᎿᎭᏉᏃ ᎠᏓᏅᏙ ᎢᎾᎨ ᏭᏘᏅᏍᏔᏁ ᏥᏌ, ᎠᏍᎩᎾ ᎤᎪᎵᏰᏗᏱ ᎠᏰᎸᏎᎢ.
Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel.
2 ᏅᎦᏍᎪᎯᏃ ᏧᏙᏓᏆᏛ ᎠᎴ ᏅᎦᏍᎪᎯ ᏧᏒᎯᏛ ᎠᎹᏟ ᎤᏩᏅ ᎩᎳ ᎤᏲᏏᏌᏁᎢ
En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste.
3 ᎿᎭᏉᏃ ᎤᎪᎵᏰᏍᎩ ᎤᎷᏤᎸ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ; ᎢᏳᏃ ᏂᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ ᎨᏎᏍᏗ, ᎯᎠ ᏅᏯ ᎦᏚ ᎤᎾᏙᏢᏗᏱ ᎯᏁᎩ.
En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.
4 ᎠᏎᏃ ᎤᏁᏨ, ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ; ᎯᎠ ᏂᎬᏅ ᎪᏪᎳ, ᏴᏫ ᎥᏝ ᎦᏚᏉ ᎤᏩᏒ ᏱᎬᎿᎭᏗᏍᏗ, ᏂᎦᎥᏍᎩᏂ ᎧᏃᎮᏛ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎰᎵ ᏅᏓᏳᎾᏄᎪᏨᎯ.
Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.
5 ᎿᎭᏉᏃ ᎠᏍᎩᎾ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᏗᎦᏚᎲ ᏭᏘᏅᏍᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᏭᎩᎸᏔᏁ ᎤᏍᎪᎵ ᎤᏛᏅ-ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ;
Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels;
6 ᎯᎠᏃ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎢᏳᏃ ᏂᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ ᎨᏎᏍᏗ, ᎭᏓᎶᎥᏓ ᏨᏒ; ᎯᎠᏰᏃ ᏂᎬᏅ ᎢᎪᏪᎳ; ᎠᏎ ᏙᏓᎧᏁᏤᎵ ᎫᏤᎵ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏂᏌ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎵ, ᎠᎴ ᏧᏃᏰᏂ ᎨᏣᏌᎳᏙᏕᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᎢᎸᎯᏳ ᏅᏲᎯ ᏣᎾᏍᏆᎶᏍᏙᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ.
En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot.
7 ᏥᏌ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎯᎠ ᎾᏍᏉ ᏂᎬᏅ ᎢᎪᏪᎳ; ᏞᏍᏗ ᎯᎪᎵᏰᎥᎩ ᏱᎰᏩ ᏣᏁᎳᏅᎯ.
Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken.
8 ᎿᎭᏆᎴ ᎠᏍᎩᎾ ᎤᏣᏘ ᎢᏅ-ᎢᎦᏘ ᎣᏓᎸ ᏫᎤᏘᏅᏍᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᏚᏎᎮᎴ ᏂᎦᎥ ᎠᏰᎵ ᏕᎪᏢᏩᏗᏒ ᎡᎳᏂᎬᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏂᏚᏬᏚᏒᎢ;
Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, en hun heerlijkheid;
9 ᎠᎴ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎯᎠ ᏂᎦᏛ ᏱᏕᎬᏲᎯᏏ, ᎢᏳᏃ ᏱᏣᏓᏅᏅ, ᎠᎴ ᏱᏍᏆᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎸ.
En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden.
10 ᎿᎭᏉᏃ ᏥᏌ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎤᏟ ᏫᎶᎯ, ᏎᏓᏂ, ᎯᎠᏰᏃ ᏂᎬᏅ ᎢᎪᏪᎳ; ᎠᏎ ᎯᏯᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎮᏍᏗ ᏱᎰᏩ ᏣᏁᎳᏅᎯ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩᏉ ᎤᏩᏒᎯᏳ ᏕᎯᏯᏁᎶᏕᏍᏗ.
Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen.
11 ᎩᎳᏃ ᎠᏍᎩᎾ ᎤᏓᏅᎡᎴᎢ, ᎬᏂᏳᏉᏃ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎤᏂᎷᏤᎢ, ᎠᎴ ᎬᏩᏍᏕᎸᎯᏙᎴᎢ.
Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem.
12 ᏥᏌᏃ ᎤᏛᎦᏅ ᏣᏂ ᎠᏥᏍᏚᎲᎢ, ᎨᎵᎵ ᏭᎶᏎᎢ.
Als nu Jezus gehoord had, dat Johannes overgeleverd was, is Hij wedergekeerd naar Galilea;
13 ᎾᏎᎵᏗᏃ ᎤᏓᏅᏒ ᎨᏆᏂ ᎨᎷᏤ ᎾᎿᎭᏭᏕᏁᎢ, ᎾᏍᎩ ᎥᏓᎵ ᎠᎹᏳᎶᏗ ᏥᎦᏚᎭ, ᏤᏆᎳᏂ ᎠᎴ ᏁᏩᏔᎵ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ,
En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon en Nafthali;
14 ᎤᏙᎯᏳᏗᏱ ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ ᎢᏌᏯ ᏧᏁᏤᎢ, ᎯᎠ ᏥᏄᏪᏎᎢ;
Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende:
15 ᏤᏆᎳᏂ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ, ᎠᎴ ᏁᏩᏔᎵ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ, ᎢᏓᎵ ᎢᏗᏢ, ᏦᏓᏂ ᎤᏗᏗᏢ, ᎨᎵᎵ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ ᏓᏂᏁᎸᎢ,
Het land Zebulon en het land Nafthali aan den weg der zee over de Jordaan, Galilea der volken;
16 ᏴᏫ ᎤᎵᏏᎬ ᏣᏂᏅᎩ ᎤᏣᏘ ᎢᎦᎦᏘ ᎤᏂᎪᎲ, ᎾᏃ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗᏱ ᎨᏒ ᎤᏤᎵᎪᎯ ᎠᎴ ᎤᏓᏩᏗᏍᎬ ᏣᏂᏅᎩ, ᎢᎦᎦᏘ ᎤᏂᎾᏄᎪᏤᎸ.
Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan.
17 ᎾᎯᏳ ᏥᏌ ᎤᎴᏅᎮ ᎠᎵᏥᏙᎲᏍᎨᎢ, ᎯᎠ ᏂᎦᏪᏍᎨᎢ; ᏗᏥᏁᏟᏴᎾ ᏕᏣᏓᏅᏛᎢ, ᎿᎭᏉᏰᏃ ᎦᎸᎳᏗ ᎡᎯ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒ ᎡᏍᎦᏂᏳ ᏓᏯᎢ.
Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
18 ᏥᏌᏃ ᎠᎢᏒ ᎨᎵᎵ ᎥᏓᎷᎶᏗ ᏚᎪᎮ ᎠᏂᏔᎵ ᎠᎾᎵᏅᏟ, ᏌᏩᏂ ᏈᏓ ᏣᏃᏎᎰᎢ ᎤᏅᏟᏃ ᎡᏂᏗ, ᎥᏓᎵ ᎠᏂᎦᏯᎷᎥᏍᎨᎢ-ᎠᏂᎦᏯᎷᎥᏍᎩᏰᏃ ᎨᏎᎢ.
En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers);
19 ᎯᎠᏃ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ; ᏍᎩᏂᏍᏓᏩᏚᎦ, ᏴᏫᏃ ᎢᏍᏗᎦᏯᎷᎥᏍᎩ ᏅᏓᏍᏛᏴᏁᎵ.
En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken.
20 ᎩᎳᏉᏃ ᎢᏴᏛ ᏚᏂᏲᏎ ᏗᎦᏯᎷᏗ ᎠᎴ ᎬᏩᏍᏓᏩᏛᏎᎢ.
Zij dan, terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd.
21 ᎾᎿᎭᏃ ᏫᎤᏪᏅ, ᎠᏂᏔᎵ ᏅᏩᎾᏓᎴ ᎠᎾᎵᏅᏟ ᏚᎪᎮᎢ, ᏥᎻ ᏤᏈᏗ ᎤᏪᏥ ᎤᏅᏟᏃ ᏣᏂ, ᏤᏈᏗ ᎤᏂᏙᏓ ᏥᏳᎯ ᎤᎾᏣᎡᎢ, ᏓᏃᏢᎯᏏᏍᎨ ᏧᏂᎦᏯᎷᏗ; ᏫᏚᏯᏅᎮᏃ.
En Hij, van daar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeus, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen.
22 ᎩᎳᏉᏃ ᎢᏴᏛ ᏚᏂᏲᏎ ᏥᏳ ᎠᎴ ᎤᏂᏙᏓ, ᎠᎴ ᎬᏩᏍᏓᏩᏛᏎᎢ.
Zij dan, terstond verlatende het schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd.
23 ᏥᏌᏃ ᏂᎬᎾᏛ ᎨᎵᎵ ᎡᏙᎮᎢ ᏓᏕᏲᎲᏍᎨ ᏧᏂᎳᏫᎢᏍᏗᏱ, ᎠᎴ ᎠᎵᏥᏙᎲᏍᎨ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒ ᎧᏃᎮᏍᎨᎢ, ᎠᎴ ᏕᎧᏅᏫᏍᎨ ᏧᎵᎴᏅᏛ ᏚᏂᏢᎬᎢ, ᎠᎴ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎥᏳᎩ ᏴᏫ ᎤᏁᎲᎢ.
En Jezus omging geheel Galilea, lerende in hun synagogen en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder het volk.
24 ᏕᎦᏃᏣᎸᏃ ᏂᎬᎾᏛ ᏏᎵᏱ ᎤᏰᎵᏎᎢ; ᏕᎬᏩᏘᏃᎮᎴᏃ ᏂᎦᏛ ᏧᏂᏢᎩ, ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎥᏳᎩ ᎠᎴ ᎡᎯᏍᏗ ᎤᏂᏱᎵᏙᎯ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᎠᏂᏍᎩᎾ ᏗᎬᏩᏂᏯᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏧᏂᎸᏃᏘᏍᎩ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏧᏂᎾᏫᏍᎩ; ᏚᏅᏩᏁᏃ.
En Zijn gerucht ging van daar uit in geheel Syrie; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve.
25 ᎤᏂᏣᏘᏃ ᏴᏫ ᎬᏩᏍᏓᏩᏛᏎᎢ ᏅᏓᏳᏂᎶᏒᎯ ᎨᎵᎵ, ᎠᏍᎪᎯᏃ-ᎦᏚᎩᏱ, ᎠᎴ ᏥᎷᏏᎵᎻ, ᎠᎴ ᏧᏗᏱ, ᎠᎴ ᏦᏓᏂ ᏍᎪᏂᏗᏢ.
En vele scharen volgden Hem na, van Galilea en van Dekapolis, en van Jeruzalem, en van Judea, en van over de Jordaan.