হিতোপদেশ 6
1 ১ আমার পুত্র, তুমি যদি তোমার অর্থ সরিয়ে রাখো যেমন তোমার প্রতিবেশীর জামিন হয়ে থাক, যদি তুমি কাউকে ঋণ দেবার জন্য প্রতিশ্রুতি দিয়ে থাক, তবে তুমি তা জানো না,
Mijn zoon, als ge voor een ander borg zijt gebleven, Uw handslag hebt gegeven ten bate van een vreemde,
Verstrikt zijt geraakt in uw eigen woorden, In uw eigen beloften gevangen:
3 ৩ এই ব্যাপারে, আমার পুত্র, এটা কর এবং নিজেকে রক্ষা কর; কারণ তুমি তোমার প্রতিবেশীর দয়ার পাত্র হয়েছ, যাও এবং নিজেকে নত কর এবং তোমাকে মুক্ত করতে প্রতিবেশীর কাছে ভিক্ষা চাও;
Doe dan, mijn zoon, wat ik zeg, en red u eruit; Want ge zijt in de macht van uw naaste! Ga heen zonder talmen, Dring aan bij uw naaste;
Gun uw ogen geen rust, Uw wimpers geen slaap;
Ruk u los als een gazelle uit de strik, Als een vogel uit de hand van den vogelaar.
Luiaard, ga kijken naar de mier; Zie, hoe ze zwoegt, en word wijs!
Al heeft ze geen leider, Geen opzichter, geen heerser,
Toch zorgt ze in de zomer voor haar spijs, Zoekt ze in de oogsttijd haar voedsel bijeen.
Luiaard, hoe lang blijft ge liggen, Wanneer zult ge ontwaken uit uw slaap?
Nog even slapen, nog even soezen, Nog even in bed de handen over elkaar:
En de armoe overvalt u als een zwerver, Het gebrek als een rover!
Een nietsnut is het, een booswicht, Die omgaat met bedrieglijke taal;
Die met de ogen knipt, met de voeten wenkt, En tekens geeft met de vingers;
Die boze plannen smeedt in zijn hart, Steeds kwaad beraamt en ruzie zoekt!
Daarom zal hem de tegenspoed plotseling treffen, Zal hij met één slag bezwijken, zonder kans op herstel.
Zes dingen zijn er die Jahweh haat, Van zeven heeft hij een afschuw:
Van brutale ogen; van een valse tong; Van handen, die onschuldig bloed vergieten;
Van een hart, dat boze plannen beraamt; Van voeten, die ten kwade spoeden;
Van een valsen getuige, die leugens verspreidt; Van iemand, die broedertwist stookt.
Mijn zoon, onderhoud het gebod van uw vader, Sla niet in de wind wat uw moeder u leerde;
Prent het voor altijd in uw hart, Wind het als een snoer om uw hals.
22 ২২ যখন তুমি হাঁটবে তারা তোমাকে পথ দেখাবে, যখন তুমি ঘুমাবে, তারা তোমার দিকে নজর রাখবে এবং তুমি যখন জেগে থাকবে, তারা তোমাকে শিক্ষা দেবে।
Als ge wandelt, moge het u geleiden, Over u waken, als ge slaapt, Tot u spreken, wanneer ge ontwaakt.
Want het gebod is een lamp, Het onderricht een licht, De straffe tucht een weg ten leven.
Het zal u behoeden voor de vrouw van een ander, Voor de gladde tong van een vreemde.
Zet uw hart niet op haar schoonheid, Laat ze u niet met haar wimpers verleiden;
26 ২৬ একজন বেশ্যার সঙ্গে শোয়ার মূল্য একবেলা খাবারের দামের সমান হতে পারে, কিন্তু পরের স্ত্রী [মানুষের] মহামূল্য প্রাণ শিকার করে।
Want de prijs van een deerne is een stuk brood, Maar de getrouwde vrouw maakt jacht op een kostelijk leven
Kan iemand soms vuur in zijn voorschoot nemen, Zonder dat hij zijn kleren schroeit;
Of kan hij op gloeiende kolen lopen, Zonder dat hij zijn voeten brandt?
29 ২৯ সেরকম যে প্রতিবেশীর স্ত্রীর কাছে যায়; যে কারোর তার সঙ্গে সম্পর্ক থাকে, সে অদন্ডিত হয়ে যাবে না।
Zo vergaat het hem, die zich afgeeft met de vrouw van een ander: Niemand die haar aanraakt, komt er straffeloos van af.
30 ৩০ যখন সে ক্ষুধার্ত থাকে তার প্রয়োজনীয়তা মেটাবার জন্য যদি সে চুরি করে, লোকেরা সেই চোরকে অবজ্ঞা করে না।
Men veracht geen dief, zo hij enkel steelt, Om zijn maag te vullen, als hij honger heeft;
31 ৩১ কিন্তু যদি সে ধরা পড়ে, সে সাত গুণ ফিরিয়ে দেবে যা সে চুরি করেছে, সে অবশ্যই তার বাড়ির সব মূল্য দেবে।
Toch moet hij, eenmaal betrapt, zevenvoudig vergoeden, Alles geven wat hij in huis heeft.
Kortzichtig de man, die overspel pleegt met een vrouw: Wie zijn eigen ondergang wil, moet zo iets niet doen;
Schade en schande zal zo iemand belopen, Zijn slechte naam raakt hij nimmer meer kwijt.
Want de jaloezie van den man wekt de woede bij hem op, En op de dag van de wraak zal hij niemand ontzien;
Dan slaat hij op losgeld geen acht, Hij wil het niet, al biedt ge hem nog zo veel!
