সামসঙ্গীত 36
Een psalm van David, den knecht des HEEREN, voor den opperzangmeester. De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen.
2 ২ তেওঁলোকে নিজৰ দৃষ্টিত নিজকে প্রশংসা কৰি কয় যে, তেওঁলোকৰ পাপ ঈশ্বৰে নধৰিব আৰু ঘৃণাৰ চকুৰেও নাচাব।
Want hij vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid bevindt, die te haten is.
De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen.
4 ৪ তেওঁলোকে নিজৰ শয্যাত দুষ্টতাৰ পৰিকল্পনা কৰে; অন্যায় পথত চলিবলৈ স্থিৰ কৰে আৰু দুষ্ট কার্যক ঘিণ নকৰে।
Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet.
O HEERE! Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe.
6 ৬ তোমাৰ ধাৰ্মিকতা পৰাক্রমী পৰ্ব্বতসমূহৰ নিচিনা; তোমাৰ শাসন প্ৰণালীবোৰ যেন গভীৰ মহাসাগৰৰ নিচিনা। হে যিহোৱা, তুমি মনুষ্য আৰু পশু সকলোকে ৰক্ষা কৰোঁতা।
Uw gerechtigheid is als de bergen Gods; Uw oordelen zijn een grote afgrond; HEERE! Gij behoudt mensen en beesten.
Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen.
8 ৮ তেওঁলোকে যেন তোমাৰ গৃহৰ প্রচুৰ আহাৰ খাই তৃপ্ত হয়; তুমি তোমাৰ আনন্দ-নদীৰ পানী তেওঁলোকক পিবলৈ দিয়া।
Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten.
Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht.
10 ১০ যি সকলে তোমাক জানে, তেওঁলোকৰ প্রতি যেন তোমাৰ প্রেম সদায় থাকে, যি সকলৰ হৃদয় সৎ তেওঁলোকে যেন তোমাৰ পৰিত্রাণ পায়।
Strek Uw goedertierenheid uit over degenen, die U kennen, en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart.
De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven.
Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid gevallen; zij zijn nedergestoten, en kunnen niet weder opstaan.
