Псалми 126
Een bedevaartslied. Toen Jahweh Sion uit de ballingschap bracht, Was het ons als een droom;
2 Наші у́ста тоді були́ повні весе́лощів, а язик наш — співа́ння! Казали тоді між наро́дами: Велике вчини́в Господь з ними!“
Toen werd onze mond met lachen gevuld, Onze tong met gejubel. Toen zei men onder de volken: "Jahweh heeft hun grote dingen gedaan!"
3 Велике вчини́в Господь з нами, — були ра́дісні ми!
Ja, grote dingen heeft Jahweh ons gedaan; En daarom zijn wij verheugd!
4 Вернися ж із нашим поло́ном, о Господи, немо́в ті джере́ла, на пі́вдень!
Ach Jahweh, wend ons lot weer ten beste, Als voor de dorre greppels van Négeb:
5 Хто сіє з слізьми́, зо спі́вом той жне:
Die nu zaaien met tranen, Laat ze maaien met jubel!
6 все хо́дить та плаче, хто но́сить торби́ну насіння на по́сів, — та ве́рнеться з співом, хто но́сить снопи́ свої!
Met geween trekt men op, Om het zaad uit te strooien: Maar met gejuich keert men terug, Met schoven beladen!
