சங்கீதம் 102
1 ௧ துயரப்படுகிறவன் துக்கத்தில் மூழ்கி யெகோவாவிடத்தில் தன் மனவேதனையை தெரியப்படுத்தும் விண்ணப்பம். யெகோவாவே, என்னுடைய விண்ணப்பத்தைக் கேளும்; என்னுடைய ஜெபம் உம்மிடத்தில் சேர்வதாக.
Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des HEEREN. O HEERE! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.
2 ௨ என்னுடைய ஆபத்துநாளிலே உமது முகத்தை எனக்கு மறைக்காமல் இரும்; உமது செவியை என்னிடத்தில் சாயும்; நான் கூப்பிடுகிற நாளிலே எனக்கு விரைவாக பதில் சொல்லும்.
Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dagen als ik roep, verhoor mij haastelijk.
Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.
Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.
Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.
Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.
8 ௮ நாள்தோறும் என்னுடைய எதிரிகள் என்னை நிந்திக்கிறார்கள்; என்மேல் மூர்க்கவெறிகொண்டவர்கள் எனக்கு விரோதமாகச் சாபம் இடுகிறார்கள்.
Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.
Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.
Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.
Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.
12 ௧௨ யெகோவாவாகிய நீரோ என்றென்றைக்கும் இருக்கிறீர்; உம்முடைய பெயரின் புகழ் தலைமுறை தலைமுறையாக நிற்கும்.
Maar Gij, HEERE! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.
13 ௧௩ தேவனே நீர் எழுந்தருளி சீயோனுக்கு இரங்குவீர்; அதற்கு தயவு செய்யும் காலமும், அதற்காகக் குறித்த நேரமும் வந்தது.
Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.
Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.
Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.
Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,
17 ௧௭ அப்பொழுது தேசங்கள் யெகோவாவுடைய பெயருக்கும், பூமியிலுள்ள ராஜாக்களெல்லோரும் உம்முடைய மகிமைக்கும் பயப்படுவார்கள்.
Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed;
Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;
19 ௧௯ யெகோவா கட்டுண்டவர்களின் பெருமூச்சைக் கேட்கவும், கொலைக்கு நியமிக்கப்பட்டவர்களை விடுதலையாக்கவும்,
Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;
20 ௨0 தம்முடைய உயர்ந்த பரிசுத்த ஸ்தலத்திலிருந்து பார்த்து, வானங்களிலிருந்து பூமியின்மேல் கண்ணோக்கமானார்.
Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods;
Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem;
Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.
Hij heeft mijn kracht op den weg ter nedergedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.
24 ௨௪ அப்பொழுது நான்: என் தேவனே, பாதி வயதில் என்னை எடுத்துக்கொள்ளாமல் இரும்; உம்முடைய வருடங்கள் தலைமுறை தலைமுறையாக இருக்கும்.
Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.
25 ௨௫ நீர் ஆரம்பத்திலே பூமியை அஸ்திபாரப்படுத்தினீர்; வானங்கள் உம்முடைய கரத்தின் செயல்களாக இருக்கிறது.
Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;
26 ௨௬ அவைகள் அழிந்துபோகும், நீரோ நிலைத்திருப்பீர்; அவைகளெல்லாம் ஆடையைப்போல் பழமையாகப்போகும்; அவைகளை ஒரு சால்வையைப்போல் மாற்றுவீர், அப்பொழுது மாறிப்போகும்.
Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.
Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden.
28 ௨௮ உமது அடியாரின் பிள்ளைகள் வாழ்ந்திருப்பார்கள்; அவர்களுடைய சந்ததி உமக்கு முன்பாக நிலைபெற்றிருக்கும் என்று சொன்னேன்.
De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.
