Псалтирь 89
1 Разума Ефама Израилтянина. Милости Твоя, Господи, во век воспою, в род и род возвещу истину Твою усты моими.
Een leerdicht van Etan, den Ezrachiet. Uw genade, o Jahweh, wil ik eeuwig bezingen, Uw trouw verkonden van geslacht tot geslacht!
2 Зане рекл еси: в век милость созиждется: на небесех уготовится истина Твоя.
Want Gij hebt gesproken: Mijn genade duurt eeuwig, Mijn trouw staat als de hemel onwankelbaar vast.
3 Завещах завет избранным Моим, кляхся Давиду рабу Моему:
Ik heb een verbond met mijn uitverkorene gesloten, Een eed gezworen aan David, mijn dienaar:
4 до века уготоваю семя твое, и созижду в род и род престол твой.
Voor eeuwig zal Ik uw nazaat behouden, Uw troon doen staan van geslacht tot geslacht!
5 Исповедят небеса чудеса Твоя, Господи, ибо истину Твою в церкви святых.
De hemelen loven uw wondermacht, Jahweh, En uw trouw in de gemeenschap der heiligen;
6 Яко кто во облацех уравнится Господеви? Уподобится Господеви в сынех Божиих?
Want wie in de wolken kan zich meten met Jahweh, Wie van Gods zonen is aan Jahweh gelijk?
7 Бог прославляемь в совете святых, велий и страшен есть над всеми окрестными Его.
Geweldig is God in de gemeenschap der heiligen, Machtig, ontzaglijk boven allen om Hem heen!
8 Господи Боже сил, кто подобен Тебе? Силен еси, Господи, и истина Твоя окрест Тебе.
God der heirscharen, Jahweh, wie komt U nabij; Uw almacht en trouw omringen U, Jahweh!
9 Ты владычествуеши державою морскою: возмущение же волн его Ты укрочаеши.
Gij beheerst de onstuimige zee, En bedaart de bruisende golven;
10 Ты смирил, еси, яко язвена, гордаго: мышцею силы Твоея расточил еси враги Твоя.
Gij hebt Ráhab weggetrapt als een kreng, Uw vijanden uiteen gejaagd door uw machtige arm.
11 Твоя суть небеса, и Твоя есть земля: вселенную и исполнение ея Ты основал еси.
Van U is de hemel, van U is de aarde; Gij hebt de wereld gegrond met wat ze bevat.
12 Север и море Ты создал еси: Фавор и Ермон о имени Твоем возрадуетася.
Het Noorden en Zuiden, Gij hebt ze geschapen; Tabor en Hermon prijzen uw Naam!
13 Твоя мышца с силою: да укрепится рука Твоя, и вознесется десница Твоя.
Aan U de arm met heldenkracht; Uw hand is sterk, uw rechter verheven.
14 Правда и судба уготование престола Твоего: милость и истина предидете пред лицем Твоим.
Recht en gerechtigheid dragen uw troon, Genade en trouw gaan voor uw aangezicht uit!
15 Блажени людие ведущии воскликновение: Господи, во свете лица Твоего пойдут,
Gelukkig het volk, dat nog jubelen kan, En wandelen in het licht van uw aanschijn, o Jahweh;
16 и о имени Твоем возрадуются весь день, и правдою Твоею вознесутся.
Dat zich altijd verheugt in uw Naam, En in uw gerechtigheid roemt.
17 Яко похвала силы их Ты еси, и во благоволении Твоем вознесется рог наш:
Want Gij zijt onze heerlijke schutse, Door uw goedheid heft onze hoorn zich omhoog:
18 яко Господне есть заступление, и Святаго Израилева царя нашего.
Want Jahweh is ons tot schild, Israëls Heilige tot Koning!
19 Тогда глаголал еси в видении сыновом Твоим, и рекл еси: положих помощь на сильнаго, вознесох избраннаго от людий Моих:
Eens hebt Gij in visioenen gesproken, En tot uw getrouwe gezegd: Ik heb een dapperen strijder gekroond, Hoog verheven een jongeman uit het volk.
20 обретох Давида раба Моего, елеем святым Моим помазах его.
Ik heb David, mijn dienaar, gevonden, Hem met mijn heilige olie gezalfd;
21 Ибо рука Моя заступит его, и мышца Моя укрепит его.
Mijn hand houdt hem vast, En mijn arm zal hem stutten!
22 Ничтоже успеет враг на него, и сын беззакония не приложит озлобити его.
Geen vijand zal hem bespringen, Geen booswicht benauwen;
23 И ссеку от лица его враги его, и ненавидящыя его побежду:
Ik leg zijn vijanden voor hem neer, En sla zijn haters tegen de grond.
24 и истина Моя и милость Моя с ним, и о имени Моем вознесется рог его:
Mijn trouw en genade zullen hem steeds vergezellen, Door mijn Naam zal zijn hoorn zich verheffen;
25 и положу на мори руку его, и на реках десницу его.
Ik leg zijn hand op de zee, Zijn rechter op de rivieren.
26 Той призовет Мя: отец мой еси Ты, Бог мой и заступник спасения моего.
Hij mag tot Mij roepen: Mijn Vader zijt Gij, Mijn God en de Rots van mijn heil;
27 И Аз первенца положу его, высока паче царей земных:
En Ik zal hem tot eerstgeborene verheffen, Hoog boven de koningen der aarde.
28 в век сохраню ему милость Мою, и завет Мой верен ему:
Eeuwig zal Ik hem mijn genade behouden, Onverbreekbaar zal mijn verbond met hem zijn:
29 и положу в век века семя его, и престол его яко дние неба.
Ik zal zijn geslacht laten duren voor eeuwig, Zijn troon als de dagen des hemels!
30 Аще оставят сынове его закон Мой, и в судбах Моих не пойдут:
En mochten zijn zonen mijn wet verzaken, En niet wandelen naar mijn geboden,
31 аще оправдания Моя осквернят, и заповедий Моих не сохранят:
Mijn voorschriften schenden, Mijn bevel overtreden:
32 посещу жезлом беззакония их, и ранами неправды их,
Dan zal Ik wel met de roede hun misdaad bestraffen, En met slagen hun schuld,
33 милость же Мою не разорю от них, ни преврежду во истине Моей:
Maar hèm zal Ik mijn gunst niet onthouden, En mijn trouw niet verloochenen.
34 ниже оскверню завета Моего, и исходящих от уст Моих не отвергуся.
Mijn verbond zal Ik nimmer verbreken, Nooit veranderen wat Ik eens heb gezegd;
35 Единою кляхся о святем Моем: аще Давиду солжу?
Bij mijn heiligheid heb Ik het eens en voor altijd gezworen, En nooit breek Ik David mijn woord!
36 Семя его во век пребудет, и престол его яко солнце предо Мною,
Zijn geslacht zal eeuwig bestaan, En zijn troon als de zon voor mijn aanschijn;
37 и яко луна совершена в век, и свидетель на небеси верен.
Als de maan, die stand houdt voor eeuwig, En trouw in de wolken blijft staan.
38 Ты же отринул еси и уничижил, негодовал еси помазаннаго Твоего:
En nu hebt Gij toch uw Gezalfde versmaad en verstoten, Tegen hem uw gramschap ontstoken;
39 разорил еси завет раба Твоего, осквернил еси на земли святыню его:
Het verbond met uw dienaar verbroken, Zijn kroon vertrapt op de grond.
40 разорил еси вся оплоты его, положил еси твердая его страх.
Al zijn wallen hebt Gij geslecht, Zijn vestingen in puin gelegd;
41 Расхищаху его вси мимоходящии путем, бысть поношение соседом своим.
Iedereen plundert hem, die er voorbij gaat, En zijn buren spotten met hem.
42 Возвысил еси десницу стужающих ему, возвеселил еси вся враги его:
Gij hebt de rechterhand van zijn verdrukkers verhoogd, En al zijn vijanden van blijdschap doen juichen,
43 отвратил еси помощь меча его и не заступил еси его во брани:
Doen wijken de kling van zijn zwaard, Hem geen stand doen houden in de strijd.
44 разорил еси от очищения его, престол его на землю повергл еси:
Gij hebt hem van zijn glorie beroofd, Zijn troon ter aarde geworpen;
45 умалил еси дни времене его, облиял еси его студом.
De dagen verkort van zijn jeugdige kracht, En hem met schande bedekt.
46 Доколе, Господи, отвращаешися в конец, разжжется яко огнь гнев Твой?
Hoe lang nog, Jahweh, zult Gij U maar altijd verbergen, En zal uw gramschap laaien als vuur?
47 Помяни, кий мой состав: еда бо всуе создал еси вся сыны человеческия?
Bedenk toch, wat het leven is, Hoe vergankelijk Gij den mens hebt gemaakt.
Waar leeft de man, die de dood niet zal zien, Zijn leven kan redden uit de klauw van het graf? (Sheol h7585)
49 Где суть милости Твоя древния, Господи, имиже клялся еси Давиду во истине Твоей?
Heer, waar zijn dan uw vroegere gunsten gebleven, Die Gij David bij uw trouw hadt bezworen?
50 Помяни, Господи, поношение раб Твоих, еже удержах в недре моем многих язык:
Ach Heer, gedenk toch de smaad van uw dienaar, De hoon der volken, die ik in mijn boezem verkrop,
51 имже поносиша врази Твои, Господи, имже поносиша изменению христа Твоего.
Waarmee uw vijanden schimpen, o Jahweh, En uw Gezalfde tergen bij iedere stap!
52 Благословен Господь во век: буди, буди.
Gezegend zij Jahweh in eeuwigheid; Amen, Amen!
