Psalms 98

1 A psalm for David himself. Sing ye to the Lord anew canticle: because he hath done wonderful things. His right hand hath wrought for him salvation, and his arm is holy.

Zingt een nieuw lied ter ere van Jahweh, Want wonderen heeft Hij gewrocht; Zijn rechterhand heeft Hem geholpen, Zijn heilige arm Hem gesteund.

2 The Lord hath made known his salvation: he hath revealed his justice in the sight of the Gentiles.

Jahweh heeft zijn redding doen zien, Voor het oog der volken zijn goedheid getoond;

3 He hath remembered his mercy his truth toward the house of Israel. All the ends of the earth have seen the salvation of our God.

Hij was zijn liefde voor Jakob indachtig, En zijn trouw aan Israëls huis. Ziet nu, alle grenzen der aarde, De redding, door God ons gebracht!

4 Sing joyfully to God, all the earth; make melody, rejoice and sing.

Jubelt voor Jahweh, heel de aarde, Juicht, weest vrolijk en zingt;

5 Sing praise to the Lord on the harp, on the harp, and with the voice of a psalm:

Speelt op de citer voor Jahweh, Op citer en harp,

6 With long trumpets, and sound of comet. Make a joyful noise before the Lord our king:

Op trompet en bazuin: Jubelt voor Jahweh, den Koning!

7 Let the sea be moved and the fulness thereof: the world and they that dwell therein.

Laat daveren de zee met wat ze bevat, De aarde met wat er op woont,

8 The rivers shall clap their hands, the mountains shall rejoice together

De stromen in hun handen klappen, De bergen tezamen juichen:

9 At the presence of the Lord: because he cometh to judge the earth. He shall judge the world with justice, and the people with equity.

Voor het aanschijn van Jahweh, Want Hij komt, om de aarde te richten! Met rechtvaardigheid richt Hij de wereld, En de volkeren volgens recht.