Psalmen 96
1 Zingt den HEERE een nieuw lied; zingt den HEERE, gij ganse aarde!
Canticum David, Quando domus aedificabatur post captivitatem. Cantate Domino canticum novum: cantate Domino omnis terra.
2 Zingt den HEERE, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
Cantate Domino, et benedicite nomini eius: annunciate de die in diem salutare eius.
3 Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen.
Annunciate inter Gentes gloriam eius, in omnibus populis mirabilia eius.
4 Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden.
Quoniam magnus Dominus, et laudabilis nimis: terribilis est super omnes deos.
5 Want al de goden der volken zijn afgoden; maar de HEERE heeft de hemelen gemaakt.
Quoniam omnes dii Gentium daemonia: Dominus autem caelos fecit.
6 Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom.
Confessio, et pulchritudo in conspectu eius: sanctimonia, et magnificentia in sanctificatione eius.
7 Geeft den HEERE, gij geslachten der volken! geeft den HEERE eer en sterkte.
Afferte Domino patriae gentium, afferte Domino gloriam et honorem:
8 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams; brengt offer, en komt in Zijn voorhoven.
afferte Domino gloriam nomini eius. Tollite hostias, et introite in atria eius:
9 Aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde.
adorate Dominum in atrio sancto eius. Commoveatur a facie eius universa terra:
10 Zegt onder de heidenen: De HEERE regeert; ook zal de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid.
dicite in Gentibus quia Dominus regnavit. Etenim correxit orbem terrae qui non commovebitur: iudicabit populos in aequitate.
11 Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid.
Laetentur caeli, et exultet terra, commoveatur mare, et plenitudo eius:
12 Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen.
gaudebunt campi, et omnia quae in eis sunt. Tunc exultabunt omnia ligna silvarum
13 Voor het aangezicht des HEEREN; want Hij komt, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn waarheid.
a facie Domini, quia venit: quoniam venit iudicare terram. Iudicabit orbem terrae in aequitate, et populos in veritate sua.
