Maleachi 4
1 Want zie, de Dag gaat komen, die brandt als een oven! Al de opstandigen en boosdoeners worden als kaf, en de Dag, die gaat komen, steekt ze in brand, spreekt Jahweh der heirscharen, en laat er wortel noch tak van over.
Car voici que viendra un jour embrasé comme la fournaise; et tous les superbes et tous ceux qui commettent l’impiété seront de la paille, et le jour qui viendra les enflammera, dit le Seigneur des armées, et il ne leur laissera ni racine ni germe.
2 Maar voor u, die mijn Naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, die genezing in haar wieken draagt. Als kalveren uit de stal zult gij uitgaan en dartelen,
Et il se lèvera pour vous qui craignez mon nom, un soleil de justice, la guérison sera sous ses ailes: et vous sortirez et vous bondirez comme les veaux d’un troupeau.
3 en de goddelozen vertrappen; want zij zullen als stof zijn onder de zolen van uw voeten, op de dag dat Ik handelend optreed, spreekt Jahweh der heirscharen!
Et vous foulerez aux pieds les impies, lorsqu’ils seront de la cendre sous la plante de vos pieds, au jour auquel moi j’agirai, dit le Seigneur des armées.
4 Denkt dus aan de wet van Moses, mijn dienaar, wien Ik op de Horeb mijn bevelen en voorschriften voor heel Israël heb gegeven.
Souvenez-vous de la loi de Moïse, mon serviteur, loi que je lui ai donnée à Horeb pour tout Israël, des préceptes et des ordonnances.
5 Zie, Ik zal u den profeet Elias zenden, voordat de grote en ontzaglijke Dag van Jahweh komt.
Voici que moi je vous enverrai Elie, le prophète, avant que vienne le jour grand et terrible du Seigneur.
6 Hij zal het hart der vaders voor de kinderen winnen, het hart der kinderen voor hun vaders; anders kom Ik, en sla het land met de ban!
Et il ramènera le cœur des pères aux fils et le cœur des fils à leurs pères, de peur que je ne vienne et que je ne frappe la terre d’anathème.
